Etiketten gebruiken
Wanneer u etiketten selecteert om op af te drukken, kiest u altijd
de etiketten die zijn bevestigd op een rugvel van kettingpapier,
met gaatjes voor de doorvoer met een tractor. Gebruik geen
etiketten die zijn bevestigd op glanzende losse vellen, omdat het
rugvel doorgaans schuift en mogelijk niet juist wordt ingevoerd.
Etiketten worden op dezelfde manier geladen als gewoon ketting-
papier, maar de instelling voor de papierdiktehendel is anders.
LQ-680-gebruikers dienen de hendel in te stellen op 2.
LQ-680Pro-gebruikers wordt aanbevolen de Auto-instelling te
gebruiken, of de hendel handmatig in te stellen op 2 voor een
snellere doorvoer. Voor instructies over het laden raadpleegt u
"Kettingpapier gebruiken" eerder in dit hoofdstuk. Voor instruc-
ties over het instellen van de papierdiktehendel raadpleegt u
"De papierdiktehendel instellen" eerder in dit hoofdstuk.
Let op:
c
2-20
Papierverwerking
Wanneer u afdrukt op etiketten, zorg er dan voor dat uw
software-instellingen het afdrukken beperken tot het afdrukge-
bied van de formulieren. Afdrukken op de rand van een etiket
kan de printkop beschadigen. Voor informatie over het afdruk-
gebied raadpleegt u de papierspecificaties in Appendix C.
Voer etiketten nooit achterwaarts in met de knoppen
Load/Eject, Tear Off/Bin (LQ-680) of Tear Off/Special
Paper (LQ-680Pro). Etiketten komen gemakkelijk los van
het steunvel en kunnen een papierstoring veroorzaken.
Om etiketten na het afdrukken uit het papierpad te verwij-
deren, scheurt u de etiketten eerst af bij een punt voor de
papiersleuf. Gebruik vervolgens de LF/FF-knop om de over-
blijvende etiketten uit te printer te voeren.