bevindt zich op de bedieningsarm (Figuur 46). Als het
elektronische besturingssysteem correct functioneert
en het contactsleuteltje in de stand Aan staat, zal het
diagnoselampje van het besturingssysteem 3 seconden
branden en daarna doven om aan te geven dat het
lampje naar behoren werkt. Als de motor afslaat, blijft
het lampje onafgebroken branden totdat het sleuteltje
in een andere stand wordt gedraaid. Het lampje gaat
knipperen als het besturingssysteem een elektrische
storing ontdekt. Het lampje houdt op met knipperen en
wordt automatisch opnieuw ingesteld als het sleuteltje
naar de stand Uit wordt gedraaid.
Figuur 46
1. Diagnoselampje
Als het diagnoselampje van besturingssysteem knippert,
heeft het besturingssysteem een van de volgende
problemen ontdekt:
• Kortsluiting in een van de outputs.
• Een open kring.
Met behulp van het diagnostische display kunt u
vaststellen welke output slechts functioneert, zie
Interlockschakelaars controleren.
Als het diagnoselampje niet brandt wanneer het
contactsleuteltje op Aan staat, betekent dit dat het
elektronische besturingssysteem niet werkt. Mogelijke
oorzaken zijn:
• Kringloop is niet aangesloten.
• Het lampje is doorgebrand.
• Zekeringen zijn doorgebrand.
• Het lampje werkt niet naar behoren.
Controleer de elektrische aansluitingen,
ingangszekeringen en het peertje van het
diagnoselampje om het defect vast te stellen. Controleer
of de kringloopstekker is bevestigd aan de stekker van
de kabelboom.
Display van Diagnostische
ACE
De machine is uitgerust met een elektronisch
besturingssysteem dat de meeste functies van de
machine regelt. Het besturingssysteem bepaalt welke
functie nodig is voor de verschillende inputschakelaars
(d.w.z. stoelschakelaar, contactschakelaar, enz.) en
schakelt de outputs in om de solenoïdes of relais voor
de vereiste functie van de machine te bekrachtigen.
Om ervoor te zorgen dat het elektronische
besturingssysteem de machine bestuurt zoals wordt
vereist, moeten de solenoïdes en relais van de outputs
zijn aangesloten en correct functioneren.
Met behulp van de display van de Diagnostische
ACE kunt u de elektrische functies van de machine
controleren en herstellen.
De interlockschakelaars
controleren
De interlockschakelaars zijn bedoeld om aanslaan
of starten van de motor alleen mogelijk te maken
als het tractiepedaal in de neutraalstand is, de
activerings-/blokkeringsschakelaar op Blokkeren is
gezet en de maai-/hefhendel in de neutraalstand
staat. Daarnaast wordt de motor uitgeschakeld als het
tractiepedaal wordt ingetrapt terwijl de bestuurder niet
op de stoel zit of de parkeerrem in werking is gesteld.
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van
de interlockschakelaars en vervang
beschadigde schakelaars voordat u de
machine weer in gebruik neemt.
38