300 mm
300 mm
600 mm
Afb. 4.2 Minimumafstanden voor de plaatsing van de
warmtepomp
4.4
Overzicht montage/installatie
– Verpakkingsmateriaal verwijderen.
– Transportbeveiligingen verwijderen.
– Eventueel warmwaterboiler-module en warmtepomp-
module scheiden.
– Warmtepomp naar installatieruimte transporteren.
– Eventueel warmwaterboiler-module en warmtepomp-
module samenvoegen.
– Warmtepomp op de daarvoor bestemde montage-
plaats zetten en uitlijnen.
– Elektrische schakelkast omhoogklappen.
– Buizenwerk op de montageplaats monteren.
– Elektrische installatie uitvoeren.
– Cv-circuit vullen.
– Warmtebroncircuit vullen.
– Mantel monteren.
– Bedieningsconsole monteren.
– Eerste inbedrijfname uitvoeren.
– Checklist inbedrijfname invullen.
– Installatie aan de gebruiker overdragen en hem
instrueren.
Installatiehandleiding geoTHERM exclusiv VWS
4.5
Voorbereidende werkzaamheden in de
installatieruimte
300 mm
2
300 mm
1
Afb. 4.3 Voorbereidende werkzaamheden in de installatieruimte
• Zorg ervoor dat de ondergrond voldoende draagver-
mogen heeft (zie hoofdstuk 4.2 „Vereisten aan de in-
stallatieplaats").
• Voer minstens twee kernboringen uit (1).
• Voor elke warmtebronbuis is een aparte kernboring
nodig.
• Als er gevaar voor binnendringen van grondwater be-
staat, moeten speciale buisdoorvoeren worden ge-
bruikt (gegevens van de fabrikant in acht nemen).
• Neem de afstanden van de kernbuizen voor verdere
installatie in acht.
• Leid de warmtebronleidingen (2) van buiten de instal-
latieruimte in.
• Leg de warmtebronbuizen (2) centrisch in de kernbo-
ringen (1) aan om aan alle kanten warmte-isolatie aan
te kunnen brengen.
• Dicht de ringspleet (1) zoals afgebeeld af met daar-
voor geschikt bouwschuim (bijv. Brunnenschaum) (3).
• Isoleer de warmtebronleidingen in de kelderruimtes
diffusiedicht, omdat er anders condenswater ontstaat
(mogelijke buistemperatuur tot -15 °C).
Montage en installatie 4
1
3
3
15