Installatie
▶ Kamertemperatuur conform de handleiding van de bedieningseen-
heid HMC300 instellen.
Wanneer op de EMS-klem al een module is aangesloten, de aansluiting
conform afb. 16 op dezelfde klem parallel uitvoeren. Wanneer in de in-
stallatie meerdere EMS-modules worden geïnstalleerd, deze conform
afb. 32, hoofdstuk 8.12 aansluiten.
Afb. 16 EMS-aansluiting op installatieprintplaat HC100
7.18.2 Aanvoersensor T0
De temperatuursensor behoort tot de leveringsomvang van de binnen-
unit.
▶ Temperatuursensor op de inlaatcombinatie ( afb. 9) monteren.
▶ Aanvoertemperatuursensor T0 in de sturing van de binnenunit op
klem T0 aansluiten.
7.18.3 Buitentemperatuursensor T1
Gebruik een afgeschermde kabel, wanneer de lengte van
de kabel van de temperatuursensor buiten meer dan
15 m is. De afgeschermde kabel moet tegen de behui-
zing/PE van de binnenunit worden geaard. De maximale
lengte van de afgeschermde kabel is 50 m.
Een buiten geïnstalleerde temperatuursensorkabel moet minimaal aan
de volgende eisen voldoen:
2
Kabeldiameter: 0,5 mm
Weerstand: max. 50 Ohm/km
Aantal aders: 2
▶ Sensor aan de koudste zijde van het huis monteren (normaal gespro-
ken de noordzijde).
▶ Buitentemperatuursensor T1 in de sturing van de binnenunit op klem
T1 aansluiten.
EnviLine A/W Split T/TS • 6 720 816 444 (2015/06)
6 720 809 156-42.2I
Afb. 17 Aanbrengen van buitentemperatuursensoren
7.19
Binnenunit vullen
Na het vullen de installatie grondig ontluchten.
▶ Vul de installatie conform deze handleiding.
▶ Voer de elektrische aansluitingen van de installatie
uit conform hoofdstuk 8.
▶ Neem de installatie in bedrijf conform de handleiding
van de bedieningseenheid HMC300.
▶ Ontlucht de installatie conform hoofdstuk 10.
7
N
NW
NE
W
E
SE
SW
S
6 720 809 156-23.1I
21