Plaatsingen en aansluiting
32
5. Steek de VACUU·BUS-kabel
in de netaansluiting, op de
achterkant van de control-
ler.
4.4 Aansluiting (voedingsaansluitingen)
Op het pompsysteem zijn toevoeraansluitingen voor vacuüm, uit-
laatgas en optioneel voor gasballast, ventilatie en koelwater aanwe-
zig. Sluit uw pompsysteem aan zoals in onderstaande voorbeelden
is beschreven. Bevestig ook de schroefkoppelingen en erlenmeyer
die in het pakket zijn meegeleverd aan de condensatoren.
4.4.1 Vacuümaansluiting (IN)
VOORZICHTIG
Flexibele vacuümslangen kunnen tijdens het evacu-
eren samentrekken.
Verbonden componenten die niet goed zijn vastgezet kun-
nen, door de schoksgewijze beweging (krimpen) van flexi-
bele vacuümslangen, letsel veroorzaken of schade aanrich-
ten. De vacuümslang kan losraken.
Zet de vacuümslang vast op de aansluitingen.
Ø
Zet de verbonden componenten vast.
Ø
Meet de flexibele vacuümslang zodanig af dat u rekening
Ø
houdt met de maximale krimp, d.w.z. het samentrekken.
6. Sluit ook de VACUU·BUS-ka-
bels aan van randappara-
tuur, zoals de vacuümsen-
sor. Gebruik Y-adapters (zie
toebehoren), indien onvol-
doende aansluitingen zijn
meegeleverd.
20999007_NL_PC301x NT V.sel (Ser.Atb_Ha)_V1.1_160822