26
3. Chassis
Achteruitversnelling
De achteruitversnelling is ingeschakeld. Schakel slechts in deze
stand als het voertuig stilstaat.
Parkeervergrendeling
De aandrijfwielen zijn geblokkeerd. Schakel slechts in deze stand
als het voertuig stilstaat. Trap bij ingeschakelde ontsteking het
rempedaal in en druk op de vergrendelknop in de keuzehendel
om de keuzehendel van de transmissie uit de parkeerstand (P)
los te maken.
Vergrendeling keuzehendel
De vergrendeling van de keuzehendel voorkomt dat er per on-
geluk een versnelling wordt ingeschakeld, waardoor het voertuig
onbedoeld in beweging kan komen:
schakel de ontsteking in en trap op het rempedaal om de keuze-
hendelvergrendeling op te heffen. Druk vervolgens in de richting
van de pijl op de vergrendelknop in de schakelknop (zie afbeel-
ding p. 25).
Bij het overslaan van stand N, bijv. van de achteruitversnelling
naar D, wordt de keuzehendel niet geblokkeerd. Hierdoor is het
bijv. mogelijk om voor- en achteruit te bewegen als het voertuig is
blijven steken. Als de hendel zich bij een niet ingetrapt rempedaal
langer dan ca. 1 seconde en bij een snelheid langzamer dan ca. 5
km/h (3 mph) in stand N bevindt, wordt de keuzehendelvergren-
deling geactiveerd.
- Als u de keuzehendel tijdens het rijden per ongeluk in de
N-stand zet, haal dan onmiddellijk uw voet van het gaspe-
daal. Wacht even tot de motor het stationaire toerental in
de neutrale stand heeft bereikt. Schakel pas daarna in een
versnelling.
- Als de keuzehendel bij uitgeschakelde motor zich geduren-
de langere tijd niet in de parkeervergrendeling P bevindt,
raakt de 12-Volt-voertuigaccu ontladen.
Het kiezen van een verkeerde versnelling kan leiden tot het
verlies van de controle over het voertuig, een ongeval en
ernstig letsel!
• Geef bij het inschakelen van een versnelling nooit gas.
• Bij draaiende motor en ingeschakelde versnelling zal het
voertuig zich in beweging zetten zodra het rempedaal
wordt losgelaten.
• Schakel nooit tijdens het rijden de achteruitversnelling R
of parkeervergrendeling P in.
Onbedoelde voertuigbewegingen kunnen ernstig letsel ver-
oorzaken!
• Verlaat als chauffeur nooit de bestuurdersstoel bij draai-
ende motor en ingeschakelde versnelling. Als het voertuig
bij draaiende motor moet worden verlaten, schakel dan
altijd eerst de parkeervergrendeling P en de handrem in.
• Breng het voertuig bij draaiende motor en ingeschakelde
versnelling D of R met de voetrem tot stilstand. Ook bij
stationair toerental wordt de krachtoverbrenging niet he-
lemaal onderbroken en 'kruipt' het voertuig vooruit.