3.
Selecteer in het menu [Wijzigen] de hardware-item(s) die
u hebt geïnstalleerd en geef de benodigde waarden op bij
[In].
OPMERKING:
als uw printer is aangesloten via USB of AppleTalk, klikt u op
de knop [Automatische configuratie]. Hierbij worden
gegevens van de printer opgevraagd en worden de opties
automatisch ingesteld.
4.
Klik op [OK] om uw instellingen op te slaan.
H
ARDWAREOPTIES CONFIGUREREN VANUIT DE
(
A
ALLEEN
PPLE
Gebruik deze methode als u niet afdrukt vanaf het bureaublad.
1.
Selecteer [Kiezer] in het Apple-menu.
2.
Selecteer de printerdriver dat u gebruikt (LaserWriter of
AdobePS) links in het venster van de Kiezer.
3.
Als u in een netwerk bent met meerdere AppleTalk-zones,
selecteert u de juiste zone voor de printer linksonder in de
Kiezer.
4.
Als uw netwerk maar één AppleTalk-zone heeft, is deze
optie niet zichtbaar.
5.
Selecteer de naam van uw printer rechts in de Kiezer.
6.
Klik op [Setup...].
7.
Klik op [Configureer].
8.
Breng de voor uw printer benodigde wijzigingen aan in de
geïnstalleerde hardwareopties.
9.
Klik op [OK] en sluit het venster van de Kiezer om uw
instellingen op te slaan.
M
OS X
AC
IN DE MODUS
Printers die zijn aangesloten via AppleTalk:
1.
Start een Classic-toepassing (zoals SimpleText).
2.
Klik op het Apple-menu en wijs [Kiezer] aan.
T
)
ALK
C
LASSIC
Richtlijnen bij het afdrukken> 36
K
IEZER