3.
Het venster Taak PIN (persoonlijk identificatienummer)
wordt geopend.
4.
Als dit venster niet wordt geopend, klikt u op de knop
[PIN].
5.
Voer in het venster Taak PIN een [naam] in voor deze
afdruktaak.
6.
De naam kan uit maximaal 16 alfanumerieke tekens
bestaan. Wanneer u bij de printer een taak wilt afdrukken
terwijl u meerdere afdruktaken hebt opgeslagen, hebt u
een aparte naam nodig voor elk van de afdruktaken om
deze van elkaar te onderscheiden.
7.
Als u wilt dat u wordt gevraagd om de naam van de taak
op de printer in te voeren, klikt u op het selectievakje
[Vraag...] onder de naam.
8.
Typ een getal tussen 0000 en 9999 in het vak [PIN].
9.
Uw PIN moet uniek zijn op deze printer. De
systeembeheerder moet aan elke gebruiker een PIN
toewijzen.
10.
Klik op [OK] om uw wijzigingen te accepteren.
11.
Klik op [OK] om het venster Eigenschappen voor printer
te sluiten.
12.
Druk het document af.
Printerinstellingen in Windows> 25