– De installatieplaats dient vrij van sterke verontreiniging,
agressieve atmosfeer en vocht te zijn.
– De omgevingstemperatuur dient binnen de op het ty-
peplaatje vermelde grenswaarden te liggen.
– Er moet een condensafvoer kunnen worden gereali-
seerd (zie paragraaf 4.4 "Condensafvoer aansluiten").
– De op het typeplaatje van het apparaat vermelde ne-
taansluitgegevens dienen te zijn gewaarborgd.
4.2
Aanwijzingen bij de montage
4.2.1
Algemeen
– Let op of de verpakking niet is beschadigd. Oliesporen
op een beschadigde verpakking duiden op koudemid-
delverlies, het aggregaat kan zijn gaan lekken. Elke
verpakkingsschade kan de oorzaak zijn van een latere
storing.
– De kast dient aan alle zijden te zijn afgedicht (IP 54).
Een ondichte kast heeft een hogere condensopbouw
tot gevolg.
– Om een hoge condensaatopbouw in de kast te voor-
komen, raden wij de inbouw van een deurschakelaar
aan (bijv. 4127.010), die het koelaggregaat bij het ope-
nen van de kastdeur uitschakelt (zie paragraaf 3.2.7
"Deurschakelaar").
4.2.2
Opbouw van de elektronische componen-
ten in de behuizing
Opmerking:
Gevaar voor condensvorming!
Zorg bij het plaatsen van de elektronische
componenten in de behuizing dat de gekoel-
de lucht van het koelaggregaat niet op actie-
ve componenten is gericht. Zorg dat de ge-
koelde lucht niet rechtstreeks op de warme
luchtstroom, afkomstig van de actieve com-
ponenten zoals bijv. omvormers, is gericht.
Dit kan tot luchtkortsluiting leiden en een goe-
de klimaatbeheersing verhinderen of er zelfs
de oorzaak van zijn dat het koelaggregaat de
koeling vanwege de interne veiligheidssyste-
men uitschakelt.
Rittal Koelaggregaat
4 Montage en aansluiting
Afb. 4:
Gekoelde lucht niet rechtstreeks op actieve compo-
nenten richten
Wij bieden als toebehoren componenten voor het omlei-
den van de lucht aan, zie het Rittal-handboek.
Zorg dat een gelijkmatige luchtcirculatie in de behuizing
is gewaarborgd. De luchtaanzuig- en -inblaasopeningen
mogen niet zijn gemodificeerd, omdat het koelvermogen
van het apparaat dan afneemt. Bepaal de afstand "x"
(zie afb. 5) tot de elektronische componenten en andere
inbouwcomponenten zodanig dat de vereiste luchtcir-
culatie niet wordt gemodificeerd en daardoor belem-
merd.
x
Afb. 5:
Luchtcirculatie in de behuizing
4.3
Koelaggregaat monteren
U kunt het koelaggregaat naar keuze aanbouwen (1),
gedeeltelijk inbouwen (2) of compleet inbouwen (3):
NL
7