6.2.8
Master-/slave-code instellen
Bij het koppelen van meerdere koelaggregaten (max. 10)
dient u één koelaggregaat als "master" te definiëren en
de anderen als "slave". Hiertoe wijst u elk koelaggregaat
een eigen code (adres) toe. Aan de hand hiervan kan het
koelaggregaat in het netwerk worden geïdentificeerd.
Bij het bereiken van de insteltemperatuur bij één van de
slave-aggregaten of bij deurschakelaarfunctie meldt het
betreffende slave-aggregaat dit aan het master-aggre-
gaat, dat alle andere koelaggregaten uitschakelt.
Opmerkingen:
– Er mag slechts één aggregaat als master
zijn gedefinieerd en de adressering dient
met het aantal slave-aggregaten overeen te
komen.
– De slave-aggregaten dienen verschillende
adressen te hebben.
– De adressen dienen oplopend en aaneen-
sluitend te zijn.
Op het master-koelaggregaat (00 = fabrieksinstelling)
stelt u in, hoeveel slave-aggregaten er in het netwerk
aan de master zijn gekoppeld:
– 01: Master met 1 slave-koelaggregaat
– 02: Master met 2 slave-koelaggregaten
– 03: Master met 3 slave-koelaggregaten
– 04: Master met 4 slave-koelaggregaten
– 05: Master met 5 slave-koelaggregaten
– 06: Master met 6 slave-koelaggregaten
– 07: Master met 7 slave-koelaggregaten
– 08: Master met 8 slave-koelaggregaten
Display-
Systeemmelding
weergave
A01
Kastdeur open
A02
Interne kasttemperatuur
te hoog
A03
Filterbewaking
A04
Omgevingstemperatuur
te hoog/te laag
A05
Bevriezingsgevaar
Tab. 6: Verhelpen van storingen bij e-Comfortcontroller
Rittal Koelaggregaat
– 09: Master met 9 slave-koelaggregaten
Op het slave-koelaggregaat (00 = fabrieksinstelling)
stelt u het eigen adres hiervan in:
– 11: Slave-koelaggregaat nr. 1
– 12: Slave-koelaggregaat nr. 2
– 13: Slave-koelaggregaat nr. 3
– 14: Slave-koelaggregaat nr. 4
– 15: Slave-koelaggregaat nr. 5
– 16: Slave-koelaggregaat nr. 6
– 17: Slave-koelaggregaat nr. 7
– 18: Slave-koelaggregaat nr. 8
– 19: Slave-koelaggregaat nr. 9
Master
02
Afb. 33:
Andere aansluitvoorbeelden zie paragraaf 4.6.1
"Busaansluiting (alleen bij de koppeling van meerdere
aggregaten onderling met e-Comfortcontroller)".
Instellen van het adres zie paragraaf 6.2.5 "Instelbare
parameters", resp. paragraaf 6.2.6 "Overzicht program-
mering", parameter "Ad".
6.2.9
Systeemmeldingen worden bij de e-Comfortcontroller
met een nummer op het display weergegeven.
Na weergave van de meldingen A03, A06 en A07 en na
het verhelpen van de oorzaak dient u de e-Comfortcon-
troller te resetten (zie paragraaf 6.2.10 "e-Comfortcon-
troller resetten").
Mogelijke oorzaken
Deur geopend of deurschakelaar niet
correct gepositioneerd
Koelvermogen te gering/apparaat on-
dergedimensioneerd. Volgfout van de
meldingen A03 t/m A17.
Filtermat verontreinigd
Omgevingstemperatuur buiten het
toelaatbare bereik (+10°C...+60°C)
Bedrijfsmatige weergave bij bevrie-
zingsgevaar. Evt. verdamperventilator
mechanisch geblokkeerd, defect of
uitlaatope-ning van gekoelde lucht
gemodificeerd.
6 Bediening
Slave
11
Master-slave-koppeling (voorbeeld)
Systeemmeldingen
Maatregelen t.b.v. het oplossen van
storingen
Deur sluiten, deurschakelaar correct po-
sitioneren, evt. aansluiting controleren
Koelvermogen controleren
Reinigen of vervangen;
e-Comfortcontroller resetten
Omgevingstemperatuur verhogen of ver-
lagen (bijv. ruimte verwarmen of koelen)
Instelwaarde voor interne behuizingstem-
peratuur hoger instellen. Verdamperventi-
lator controleren, evt. vrijmaken of
vervangen.
NL
Slave
12
25