Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluiting; Can-Bus; Montage Temperatuursensor; Aanvoersensor T0 - Bosch EnviLine W IDU Monoblock E 5-9 E Installatie-Instructie

Binnenunit voor lucht-waterwarmtepompen
Inhoudsopgave

Advertenties

5 | Installatie
5.5

Elektrische aansluiting

OPMERKING
Verkeerde werking door storingen!
Sterkstroomleidingen (230/400 V) in de nabijheid van een communica-
tiekabel kunnen storingen van de warmtepomp veroorzaken.
▶ Installeer de sensorkabels, EMS-BUS-leiding en afgeschermde CAN-
BUS-leiding afzonderlijk van netkabels. Minimale afstand 100 mm.
Een gemeenschappelijke installatie van BUS-kabel met sensorkabels
is wel toegestaan.
EMS-BUS en CAN-BUS zijn niet compatibel.
▶ Sluit EMS-BUS-eenheden niet op CAN-BUS-eenheden aan.
De voedingsspanning van het toestel moet op een veilige wijze kunnen
worden onderbroken.
▶ Een afzonderlijke veiligheidsschakelaar installeren, die de binnenunit
compleet spanningsloos schakelt. Bij een gescheiden voeding is voor
elke voedingskabel een afzonderlijke veiligheidsschakelaar nodig.
▶ Gebruik aderdiameters en kabeltypen conform de betreffende zeke-
ringen en de installatiewijze.
▶ Monteer de meegeleverde aansluitklemmen op de installatieprint-
kaart.
▶ Sluit de unit aan volgens het elektrisch schema. Er mogen geen ande-
re verbruikers worden aangesloten.
▶ Bij vervangen van de printplaat de kleurcodering aanhouden.
Gebruik voor het verlengen van de temperatuursensorkabels de volgen-
de aderdiameters:
• tot 20 m kabellengte: 0,75 bis 1,50 mm
• tot 30 m kabellengte: 1,0 bis 1,50 mm
5.5.1

CAN-BUS

OPMERKING
Installatiestoring bij het verwisselen van de 12 V- en CAN-BUS-aan-
sluitingen!
Het communicatiecircuit is niet gedimensioneerd voor een constante
spanning van 12 V.
▶ Zorg ervoor, dat de kabels op de overeenkomstig gemarkeerde aan-
sluitingen van de module zijn aangesloten.
Op de CAN-BUS aan te sluiten accessoire, bijv. vermogenscontrole,
wordt op de installatiemodule in de binnenunit parallel aan de CAN-BUS-
aansluiting voor de warmtepomp aangesloten. Accessoire kan ook in se-
rie met andere op de CAN-BUS aangesloten eenheden worden aangeslo-
ten.
De buitenunit en de binnenunit worden via een communicatiekabel, de
CAN-BUS, met elkaar verbonden.
Als verlengkabel buiten de eenheid is een LIYCY-kabel (TP)
2 x 2 x 0,75 (of gelijkwaardig) geschikt. Als alternatief kunnen voor het
buitengebruik toegelaten twisted-pair-kabels met een minimale door-
2
snede van 0,75 mm
worden gebruikt. De afscherming aan slechts één
zijde (binnenunit) en aan de behuizing aarden.
De maximaal toegestane kabellengte is 30 m.
12
2
2
De verbinding gebeurt via vier aders, waarmee ook de 12-V-toevoer aan-
gesloten wordt. Op de module zijn de 12 V- en de CAN-BUS-aansluitin-
gen gemarkeerd.
De omschakelaar "Term" duidt begin en einde van CAN-BUS-circuits
aan. Zorg ervoor, dat de juiste module afgesloten is en dat alle andere
modules niet afgesloten zijn.
Afb. 8
CAN-BUS-afsluiting
On
CAN-BUS afgesloten
Off
CAN-BUS niet afgesloten
5.5.2

Montage temperatuursensor

In de fabrieksinstelling regelt de regelaar de aanvoertemperatuur auto-
matisch afhankelijk van de buitentemperatuur. Voor nog meer comfort
kan een kamerthermostaat geïnstalleerd worden.
5.5.3

Aanvoersensor T0

De sensor zit bij de levering.
▶ Sensor 1-2 meter achter het omschakelventiel of aan het buffervat
resp. op de open verdeler installeren, indien voorhanden.
▶ Aanvoertemperatuursensor in de schakelkast van de binnenunit op
klem T0 aansluiten.
5.5.4

Buitentemperatuursensor T1

Een afgeschermde kabel moet worden gebruikt wanneer de buitentem-
peratuursensorkabel langer is dan 15 m. De afgeschermde kabel moet in
de binnenunit worden geaard. De maximale lengte voor een afgescherm-
de kabel is 50 m.
De kabel naar de buitentemperatuursensor moet aan de volgende mini-
male eisen voldoen:
2
• Kabeldiameter: 0,5 mm
• Weerstand: maximaal 50 /km
• Aantal aders: 2
▶ Installeer de sensor aan de koudste zijde van het gebouw, normaal
gesproken richting het noorden. De sensor moet worden beschermd
tegen direct zonlicht, ventilatie en andere factoren die de tempera-
tuurmeting beïnvloeden. De sensor mag niet vlak onder het dak wor-
den geïnstalleerd.
▶ Sluit de sensor voor de buitentemperatuur T1 aan op de aansluitklem
T1 van de installatiemodule.
EnviLine A/W IDU Monoblock E • 6721817930 (2023/03)
6 720 809 156-24.1I

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Enviline w idu monoblock e 13-17 eEnviline a idu monoblock e 5-9 eEnviline a idu monoblock e 13-17 e

Inhoudsopgave