Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatievoorbereiding; Montage Van De Binnenunit; Minimaal Volume En Uitvoering Van De Cv-Installatie; Installatie - Bosch EnviLine W IDU Monoblock E 5-9 E Installatie-Instructie

Binnenunit voor lucht-waterwarmtepompen
Inhoudsopgave

Advertenties

4 | Installatievoorbereiding

59
159
Afb. 5
Afmetingen en aansluitingen
4
Installatievoorbereiding
Het deeltjesfilter wordt in de retour van de cv-installatie horizontaal ge-
monteerd. Let op de doorstroomrichting van het filter.
De afvoerbuis van het overstortventiel in de binnenunit moet vorstveilig
worden gemonteerd, de afvoerbuis moet naar een afvoer worden geleid.
▶ Aansluitleidingen voor de cv-installatie en koud/warm water in het
gebouw moeten tot aan de installatielocatie van de binnenunit wor-
den gelegd.
4.1

Montage van de binnenunit

• De binnenunit wordt in huis opgesteld. De leidingen tussen de warm-
tepomp en de binnenunit moeten zo kort mogelijk zijn. Gebruik geïso-
leerde leidingen.
• De opstellingsruimte van de binnenunit moet een afvoer hebben.
4.2

Minimaal volume en uitvoering van de cv-installatie

Om de warmtepompfunctie te waarborgen en overmatig veel start/stop-
cycli, een onvolledige ontdooiing en onnodige alarmen te voorkomen,
moet in de installatie voldoende energie kunnen worden opgeslagen. De
energie wordt enerzijds in de waterhoeveelheid van de cv-installatie en
anderzijds in de installatiecomponenten (radiatoren) en in de betonnen
vloer (vloerverwarming) opgeslagen.
Omdat de eisen voor verschillende warmtepompinstallaties en cv-instal-
laties sterk variëren, wordt over het algemeen geen minimum-watervolu-
me opgegeven. In plaats daarvan wordt het installatievolume als
voldoende beschouwd, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Vloerverwarming zonder buffervat
In de grootste ruimte (referentieruimte) moet in plaats van een kamer-
thermostaat een kamertemperatuurgestuurde regelaar zijn geïnstal-
leerd. Kleine vloeroppervlakken kunnen tot gevolg hebben, dat in de
slotfase van het ontdooiproces de bijverwarming wordt geactiveerd.
8
485
110
109
2
• ≥ 6 m
vloeroppervlak nodig voor warmtepomp 5s – 9s.
2
• ≥ 22 m
vloeroppervlak nodig voor warmtepomp 13t – 17t.
Voor maximale energiebesparing en om het bijverwarmen te vermijden,
wordt de volgende configuratie geadviseerd:
2
• ≥ 30 m
vloeroppervlak voor warmtepomp 5s – 9s.
2
• ≥ 100 m
vloeroppervlak voor warmtepomp 13t – 17t.
Installatie met radiatoren zonder mengmodule en buffervat
Wanneer de installatie slechts enkele radiatoren bevat, bestaat de moge-
lijkheid, dat in de slotfase van het ontdooiproces de bijverwarming wordt
geactiveerd. De radiatorthermostaten moet volledig geopend zijn.
• ≥ 1 radiator met 500 W nodig voor warmtepomp 5s – 9s.
• ≥ 4 radiatoren met elk circa 500 W nodig voor warmtepomp 13t –
17t.
Voor maximale energiebesparing en om het bijverwarmen te vermijden,
wordt de volgende configuratie geadviseerd:
• ≥ 4 radiatoren met 500 W nodig voor warmtepomp 5s – 9s.
Cv-installatie met vloerverwarming en radiatoren in gescheiden cv-
circuits zonder buffervat
In de grootste ruimte (referentieruimte) moet in plaats van een kamer-
thermostaat een kamertemperatuurgestuurde regelaar zijn geïnstal-
leerd. Kleine vloeroppervlakken of weinig radiatoren in de installatie
kunnen tot gevolg hebben, dat in de slotfase van het ontdooiproces de
bijverwarming wordt geactiveerd.
• ≥ 1 radiator met 500 W nodig voor warmtepomp 5s – 9s.
• ≥ 4 radiatoren met elk circa 500 W nodig voor warmtepomp 13t –
17t.
Voor de vloerverwarming is geen minimaal vloeroppervlak nodig, om
echter bijverwarming te vermijden en een optimale energiebesparing te
bereiken, moeten andere verwarmingsthermostaten of meerdere ventie-
len van de vloerverwarming minimaal deels zijn geopend.
Alleen gemengde cv-circuits
In cv-installaties, die alleen uit cv-circuits met mengmodule bestaan, is
altijd een buffervat nodig.
• Benodigde volume voor warmtepomp 5s – 9s = ≥ 50 liter.
• Benodigde volume voor warmtepomp 13t – 17t = ≥ 100 liter.
Alleen ventilator gesteunde convectoren
Een te klein watervolume kan tot gevolg hebben, dat in de slotfase van
het ontdooiproces de bijverwarming wordt geactiveerd.
▶ Installeer een buffervat met een minimale volume van 10 liter.
Koelmodus
Wanneer de koelmodus is geactiveerd en tegelijkertijd ventilatorconvec-
toren worden gebruikt, wordt geadviseerd, een buffevat van ≥ 100 liter
aan de installatie toe te voegen, om een optimaal vermogen en het best
mogelijke comfort te realiseren.
5

Installatie

5.1

Transport en opslag

De binnenunit moet altijd rechtop worden getransporteerd en opgesla-
gen. Deze kan indien nodig tijdelijk worden gekanteld.
De binnenunit niet bij temperaturen onder – 10 °C transporteren of op-
slaan.
5.2

Uitpakken

▶ Verwijder de verpakking overeenkomstig de instructie op de verpak-
king.
▶ Pak de meegeleverde accessoires uit.
▶ Controleer de leveringsomvang op volledigheid.
EnviLine A/W IDU Monoblock E • 6721817930 (2023/03)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Enviline w idu monoblock e 13-17 eEnviline a idu monoblock e 5-9 eEnviline a idu monoblock e 13-17 e

Inhoudsopgave