2 | Voorschriften
Beschadiging van de warmtewisselaar of storing in de warmtebron of
warmwatervoorziening door niet geschikt water!
Niet geschikt of vervuild water kan slibvorming, corrosie of verkalking tot
gevolg hebben. Niet geschikte antivries of warmwateradditieven (inhi-
bitoren of corrosiebeschermingsmiddelen) kunnen schade aan de
warmtebron en aan de cv-installatie veroorzaken.
▶ Vul de cv-installatie uitsluitend met drinkwater. Gebruik geen bron- of
grondwater.
▶ Bepaal de waterhardheid van het vulwater voordat u de installatie
vult.
▶ Spoel de cv-installatie voor het vullen.
▶ Als er magnetiet (ijzeroxide) aanwezig is, zijn er maatregelen tegen
corrosie nodig en wordt aanbevolen om een magnetietafscheider en
een ontluchtingsventiel in de cv-installatie in te bouwen.
Voor de Duitse markt:
▶ Het vul- en bijvulwater moet voldoen aan de eisen van de Duitse
drinkwaterreglementering (TrinkwV).
Voor markten buiten Duitsland:
▶ De grenswaarden in de tabel mogen niet worden overschreden, ook
niet als de nationale richtlijnen hogere grenswaarden vermelden.
Waterkwaliteit
Eenheid
Geleidbaarheid
μS/cm
pH-waarde
Chloor
ppm
Sulfaat
ppm
Natrium
ppm
Tabel 2 Grenswaarden voor de drinkwaterkwaliteit
▶ Controleer de pH-waarde na > 3 maanden gebruik. In het ideale geval
bij het eerste onderhoud.
Materiaal van
Cv-water
de warmtebron
IJzer, koperma-
•Onbehandeld drinkwater
teriaal, met ko-
•Volledig onthard water
per gesoldeerde
• Zoutarm bedrijf
warmtewisselaar
< 100 μS/cm
Aluminium mate-
•Onbehandeld drinkwater
riaal
• Zoutarm bedrijf
< 100 μS/cm
1) Bij pH-waarden < 8,2 is er een test ter plaatse op ijzercorrosie nodig, het water
moet helder en zonder afzettingen zijn
Tabel 3 pH-waarde na > 3 maanden gebruik
▶ Behandel het vul- en bijvulwater conform de specificaties in het vol-
gende hoofdstuk.
Afhankelijk van de hardheid van het vulwater, de waterhoeveelheid in de
installatie en het maximale verwarmingsvermogen van de warmtebron,
kan het nodig zijn om het water te behandelen om schade door kalkaan-
slag in cv-installaties te voorkomen.
4
Eisen aan het vul- en bijvulwater voor aluminium warmtebronnen en
warmtepompen.
y
Afb. 1
[x]
[y]
[1]
Waarde
[2]
≤ 2500
≥ 6,5... ≤ 9,5
≤ 250
≤ 250
Bij installaties met een specifieke waterinhoud > 40 l/kW moet het water
≤ 200
behandeld worden. Als er meerdere warmtebronnen zijn, dan heeft het
watervolume van de cv-installatie betrekking op de warmtebron met het
kleinste vermogen.
Aanbevolen en toegestane maatregel voor waterbehandeling is de ont-
harding van het vul- en bijvulwater met een geleidbaarheid ≤ 10 μS/cm.
pH-waarde
In plaats van de waterbehandeling kan ook een systeemscheiding direct
achter de warmtebron met behulp van een warmtewisselaar worden uit-
1)
7,5
– 10,0
gevoerd.
Voorkomen van corrosie
1)
7,0
– 10,0
Over het algemeen speelt corrosie in cv-installaties slechts een onderge-
schikte rol. Voorwaarde daarvoor is dat het bij de installatie om een cor-
rosiebestendig warmwatertoestel gaat. Dit betekent dat er tijdens het
1)
7,5
– 9,0
gebruik bijna geen zuurstof in het systeem komt. Een constante zuurstof-
1)
7,0
– 9,0
toevoer leidt tot corrosie en kan doorroesten en de vorming van magne-
tiet veroorzaken. Dit slib kan zowel tot verstoppingen (en dus te weinig
warmtevoorziening) als tot afzettingen (vergelijkbaar met kalkaanslag)
op de hete oppervlakken van de warmtewisselaar leiden.
De via het vul- en bijvulwater meegebrachte hoeveelheden zuurstof zijn
normaal gesproken klein en kunnen worden verwaarloosd.
Om te voorkomen dat er meer zuurstof wordt toegevoerd, moeten de
aansluitleidingen zuurstofdicht zijn!
Het gebruik van rubberslangen moet worden vermeden. Voor de installa-
tie moet het daarvoor bestemde aansluittoebehoren worden gebruikt.
Van groot belang met betrekking tot de zuurstoftoevoer tijdens het ge-
bruik zijn over het algemeen het vasthouden van de druk en met name de
functie, juiste dimensionering en de juiste instelling (voordruk) van het
expansievat. De voordruk en functie moeten elk jaar worden gecontro-
leerd.
Controleer bovendien bij het onderhoud ook de functie van de automati-
sche ontluchting.
Belangrijk zijn ook de controle en documentatie van de hoeveelheden
bijvulwater via een debietmeter. Als er regelmatig grotere hoeveelheden
3,00
2,80
< 100 kW
2,60
< 50 kW
2,40
2,20
2,00
1,80
1,60
1,40
1,20
1,00
0,80
2
0,60
0,40
0,20
0,00
0
5
10
x
Warmtebronnen < 50 kW < 100 kW
Totale hardheid in °dH
Maximaal mogelijk watervolume over de levensduur van de warm-
3
teproducent in m
Gebruik boven de curves gedemineraliseerd vul- en bijvulwater,
geleidbaarheid ≤ 10 μS/cm
Onder de curve kan onbehandeld vul- en bijvulwater conform de
drinkwaterwet worden gebruikt
EnviLine A/W IDU Monoblock E • 6721817930 (2023/03)
1
15
20
25
30
0010048707-001