Fenomeen 7: De unit functioneert constant terwijl de watertemperatuur
hoger, respectievelijk lager blijft dan de ingestelde temperatuur op de
besturing
M
OGELIJKE OORZAKEN
De ingestelde temperatuur op de
besturing is te laag.
De warmteproductie in het
watercircuit is te hoog.
Er is te veel waterstroom.
Het circuit is beperkt.
Fenomeen 8: De unit produceert te veel lawaai en trillingen
M
OGELIJKE OORZAKEN
De unit is niet naar behoren
bevestigd.
Fenomeen 9: Op het scherm verschijnt
DICN-systeem)
M
OGELIJKE OORZAKEN
De adressen ingesteld op de
printplaat of besturing zijn verkeerd.
Fenomeen 10: Het
aan
10
M
OGELIJKE OORZAKEN
Een unit kan niet worden gevonden
door het DICN-systeem.
De EEV-driver kan niet worden
gevonden door het unit-systeem.
Fenomeen 11: Het alarmbericht geeft
11
M
OGELIJKE OORZAKEN
De regelmotor reageert niet door
een slechte bedrading met de motor
of de motor is beschadigd.
Fenomeen 12: Het alarmbericht geeft
12
M
OGELIJKE OORZAKEN
De regelmotor werkt in de
omgekeerde richting door een
verkeerde bedrading.
Fenomeen 13: Sensor- of zenderstoring
13
M
OGELIJKE OORZAKEN
De bedrading is verkeerd.
Fenomeen 14: Het alarmbericht geeft
14
M
OGELIJKE OORZAKEN
Het alarmbericht geeft een
-foutcode aan.
De aanzuigtemperatuursensor is niet
goed gemonteerd in de
aanzuigleiding.
Het alarmbericht geeft een
- of
-foutcode
aan.
EWWD120~540MBYNN
Watergekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW22685-1
W
AT TE DOEN
Controleer en wijzig de
temperatuurinstelling.
De koelcapaciteit van de unit is te
laag. Raadpleeg uw plaatselijke
verdeler.
Herbereken de waterstroom.
Controleer het afstandscontact voor
het "inschakelen/uitschakelen van de
capaciteitsbeperking".
W
AT TE DOEN
Bevestig de unit overeenkomstig de
instructies vermeld in de
montagehandleiding.
(alleen in een
W
AT TE DOEN
Zorg ervoor dat u de correcte
adressen instelt. Raadpleeg
"Bepalen van de adressen" in de
montagehandleiding.
-bericht geeft
W
AT TE DOEN
Zorg ervoor dat alle units in het
DICN-systeem zijn aangesloten op
de voeding of het correct aantal
slaafunits is bepaald in de master
unit.
Controleer de bedrading. Raadpleeg
uw plaatselijke verdeler.
aan
W
AT TE DOEN
Controleer of de bedrading naar de
regelmotor juist is uitgevoerd en niet
beschadigd of los is.
aan
W
AT TE DOEN
Controleer of de bedrading
overeenstemt met het
bedradingsschema.
W
AT TE DOEN
Controleer of de bedrading
overeenstemt met het
bedradingsschema. Raadpleeg uw
plaatselijke verdeler.
aan
W
AT TE DOEN
Controleer de
aanzuigtemperatuursensor en zorg
dat hij goed gemonteerd is in zijn
houder op de aanzuigleiding.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler.
Fenomeen 15: Het alarmbericht geeft
15
M
OGELIJKE OORZAKEN
De besturing van de
uitbreidingskaart (A11P) kan niet
worden gevonden.
O
NDERHOUD
Om een optimale werking van de unit te verzekeren dient u op
geregelde tijdstippen de unit en de lokale bedrading te controleren.
Als de unit wordt gebruikt voor airconditioningdoeleinden moeten de
hieronder beschreven controles minstens één maal per jaar worden
uitgevoerd. Als de unit voor andere doeleinden wordt gebruikt moet
dit om de 4 maanden gebeuren.
Vooraleer een onderhoud of herstelling uit te voeren moet
u steeds de hoofdschakelaar op het voedingspaneel uit-
schakelen, de zekeringen verwijderen of de beveiligingen
van de unit openen.
Reinig de unit nooit met water dat onder druk staat.
Wat te doen bij onderhoud
Een erkend elektricien moet instaan voor de controle van
de bedrading en de voeding.
Lucht warmtewisselaar
Verwijder met behulp van een borstel en een ventilator het stof
en ander vuil van de ribben. Blaas vanaf de binnenkant van de
unit. Let op dat u daarbij de ribben niet plooit of beschadigt.
Lokale bedrading en voeding
•
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel.
De spanning moet overeenkomen met de spanning op het
identificatieplaatje van de unit.
•
Controleer de aansluitingen en zorg ervoor dat deze naar
behoren zijn bevestigd.
•
Controleer de goede werking van de hoofdschakelaar en het
differentieel op het lokale voedingspaneel.
Interne bedrading van de unit
Controleer op het zicht of er in de schakelkasten geen losse
aansluitingen steken (klemmen en componenten). Zorg ervoor
dat de elektrische componenten niet beschadigd zijn of los
zitten.
Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels nog steeds naar behoren zijn
bevestigd en de aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Koelcircuit
•
Controleer de binnenkant van de unit op mogelijke lekken.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler als u een lek vaststelt.
•
Controleer de werkdruk van de unit. Raadpleeg
de unit" op pagina
8. (2)
Compressor
•
Controleer de compressor op mogelijke olielekken. Raadpleeg
uw verdeler van producten mocht er een lek voorkomen.
•
Controleer de compressor op abnormale geluiden en trillingen.
Raadpleeg
uw
plaatselijke
beschadigd is.
Watertoevoer
•
Controleer of de wateraansluiting nog stevig vastzit.
•
Controleer de waterkwaliteit (raadpleeg de montagehandleiding
van de unit voor de specificaties).
Waterfilters
•
Maak het waterfilter voor de waterinlaat van de verdamper één
keer om de 4 maanden schoon.
•
Controleer het filter op eventuele schade en controleer of de
mazen over het hele filter nog steeds 1,0 mm groot zijn.
aan
W
AT TE DOEN
Controleer of de bedrading met de
besturing van de uitbreidingskaart
(A11P) overeenstemt met het
bedradingsschema. Raadpleeg uw
plaatselijke verdeler.
"Inschakelen van
verdeler
als
de
compressor
Gebruiksaanwijzing
20