Passages tijdens maaien
Lange en smalle passages en gebieden, smaller dan
1,5 - 2 meter, moeten worden vermeden. Wanneer
Automower
maait bestaat het risico dat hij te lang in
®
de passage of het gebied rondrijdt. Het gras kan er dan
platgereden uitzien.
Passages bij zoeken naar het laadstation
De afstand tussen de begrenzingskabels in een
passage moet ten minste 3 meter zijn, wil
Automower
®
de begrenzingslus door de passage
kunnen volgen zonder dat u de basisinstelling van de
maaier hoeft te wijzigen. Als de afstand kleiner dan
3 meter is, zijn er twee alternatieven om Automower
door de passage te laten rijden.
1.
Een begeleidingskabel installeren.
Als de afstand tussen de begrenzingskabels in
een smalle doorgang kleiner is dan 3 meter,
raden we aan een begeleidingskabel door de
passage te installeren. Voor meer informatie
over begeleidingskabel, zie 3.8 Installatie van
begeleidingskabel op bladzijde 33.
Meestal is installatie van een begeleidingskabel
de beste oplossing voor smalle doorgangen.
De smalste doorgang waar Automower
behulp van een begeleidingskabel, doorheen kan
rijden is 80 cm tussen de begrenzingskabels.
2.
Wijzig de instelling voor Max. afst. tot draad
(3-2-3).
Indien de afstand tussen de begrenzingskabel in
een smalle doorgang meer dan 2 meter is, is het
mogelijk voor Automower
te rijden, als een lage waarde wordt aangegeven
voor de functie Max afstand tot draad (3-2-3) (zie
bladzijde 54). Een lage waarde betekent echter
een groot risico van spoorvorming langs de hele
begrenzingslus.
De overgang tussen een groot gebied en een passage
moet, indien mogelijk, op een trechter lijken, met
afgeronde hoeken, zodat Automower
doorgang kan komen.
26 - Nederlands
3. INSTALLATIE
®
®
, met
om door de doorgang
®
makkelijk in de
®
Bijgebied
Ten minste 3 m
Hoofbijgebied