Altijd aan
Relais is permanent ingeschakeld.
Verwarmingscircuit
Een verwarmingscircuitpomp met vaste hysterese (+/- 1°) zo geregeld dat hij de doelwaarde bereikt. Een vertraging van 30
seconden vanaf activering/deactivering is vastgelegd om elektrische schokken te voorkomen. De RC21-ruimteregelaar kan wor-
den gebruikt als ruimtesensor.
Ruimtesensor
Selecteer de referentiesensor voor de ruimtetemperatuur.
Ruimtereferentie (nacht)
Ingestelde ruimtetemperatuur voor de nachtmodus. Als de temperatuur op de ruimtesensor wordt overschreden buiten de inge-
stelde tijden, schakelt het relais uit.
Ruimtereferentie (dag)
Ingestelde ruimtetemperatuur voor de dagmodus. Als de temperatuur op de ruimtesensor wordt overschreden op de ingestelde
tijden, schakelt het relais uit.
Periodes
Activiteittijden thermostaat
Stel de gewenste periodes in dat de thermostaat actief moet zijn. Voor elke dag van de week kunnen drie periodes worden gede-
finieerd. Bovendien kunt u een individuele dag naar andere dagen kopiëren. Buiten de ingestelde periodes wordt de thermostaat
uitgeschakeld.
Hoeveelheid warmte
Constante stroom
Als "Constante stroom" is geactiveerd als metingsoort van de opwarming, worden de benaderde opwarming van de handmatig
ingevoerde waarden voor antivries, de concentratie ervan en de systeemstroom en de gemeten sensorwaarden van de collector
en buffertank berekend. Er is extra informatie nodig over antivries, de concentratie ervan en de systeemstroom. Daarnaast kan,
met de instelling offset ∆T, een correctiefactor worden ingesteld voor verzameling van de opwarmingshoeveelheid. Omdat de col-
lectortemperatuur en de buffertanktemperatuur kunnen worden gebruikt voor meting van de hoeveelheid opwarming, kunnen er,
afhankelijk van het systeem, afwijkingen bestaan van de weergegeven verzamelde temperatuur ten opzichte van de actuele
vorige temperatuur of van de weergegeven buffertanktemperatuur ten opzichte van de actuele retourtemperatuur. Deze afwijking
kan met de instelling Offset ∆T worden gecorrigeerd.
Voorbeeld: weergegeven collectortemperatuur 40°C, gemeten vorige temperatuur 39°C, weergegeven buffertanktemperatuur
30°C, gemeten retourtemperatuur 31°C betekent een instelling van -20% (weergegeven ∆T 10K, actueel ∆T 8K => -20% cor-
rectiewaarde)
De warmtehoeveelheidsgegevens in de modus "Constante stroom" bestaan uitsluitend uit berekende waarden voor
de functionele inspectie van het systeem.
Stroomtemperatuursensor (X)
In dit menu wordt ingesteld welke sensor wordt gebruikt om de retourstroomtemperatuur te meten.
Retourstroomsensor
In dit menu kunt u instellen welke sensor wordt gebruikt om de retourstroomtemperatuur te meten.
Glycoltype
In dit menu wordt het gebruikte antivries ingesteld. Als geen antivries wordt gebruikt, stelt u het glycolaandeel in op 0.
Glycolpercentage
Het percentage antivries in het medium.
Stroomsnelheid toevoerstroom (X)
Nominale systeemstroom.
De systeemstroom in liters per minuut, die wordt gebruikt als berekeningsbasis voor het meten van warmte.
Correctie ∆T
Correctiefactor voor het temperatuurverschil voor meting van de opwarming
Omdat de collectortemperatuur en de buffertanktemperatuur kunnen worden gebruikt voor meting van de hoeveelheid opwar-
ming, kunnen er, afhankelijk van het systeem, afwijkingen bestaan van de weergegeven verzamelde temperatuur ten opzichte
28