Bij uitlevering van het systeem is de antilegionellafunctie uitgeschakeld.
De functie Antilegionella wordt niet getoond in het menu "Beschermingsfuncties". In plaats daarvan wordt hij getoond
als submenu van de bijbehorende speciale functie. Speciale functies met AL zijn: solar, brander, circulatie en com-
pressor (compressor op pagina 40).
De functie Antilegionella wordt niet getoond in het menu "Beschermingsfuncties". In plaats daarvan wordt hij getoond
als submenu van de bijbehorende speciale functie. Speciale functies met AL zijn: massieve kamer (massieve kamer
op pagina 35), solar (solar op pagina 36), brander (brander op pagina 38), circulatie (circulatie op pagina 45) en com-
pressor (compressor op pagina 40).
Zodra hij opgewarmd is en "AL" is ingeschakeld, wordt informatie met de datum weergegeven op het scherm.
Deze antilegionellafunctie biedt geen veilige bescherming tegen legionella, omdat de regelaar een adequate hoe-
veelheid energie nodig heeft en de temperaturen niet kunnen worden gemonitord in het gehele buffergebied en het
aansluitende leidingensysteem.
Tijdens het bedrijf van de antilegionellafunctie, indien van toepassing, wordt de buffertank verwarmd tot boven de inge-
stelde waarde "Tmax", wat kan leiden tot brandwonden en schade aan het systeem.
AL Tref
Voor een succesvolle opwarming moet deze temperatuur worden bereikt op de AL-sensor(s) voor de blootstellingsperiode.
AL-verblijftijd
Voor deze periode moeten de AL Tref-temperaturen worden bereikt op de geactiveerde AL-sensors voor een succesvolle opwar-
ming.
Laatste AL-opwarming
Dit geeft aan wanneer de laatste succesvolle opwarming heeft plaatsgehad.
AL-sensor 1
Op deze sensor wordt de temperatuur van de AL-functie gemeten.
AL-sensor 2
Optionele AL-sensor
Als deze sensor is ingesteld voor een succesvolle opwarming, moet Tset AL op deze sensor ook worden bereikt voor de actietijd.
AL-tijden
Tijdens deze periodes wordt geprobeerd de AL-opwarming uit te voeren. Als binnen de vastgelegde periode wordt voldaan aan
de AL-voorwaarde (Tref op de gedefinieerde sensors gedurende de blootstellingsperiode), wordt de opwarming voltooid en gere-
gistreerd als "Laatste AL-opwarming".
Warmteoverdracht
Met deze functie kan energie van de ene buffertank worden overgebracht naar een andere.
Warmteoverdracht
Δ T warmteoverdracht
Temperatuurverschil voor de overdracht. Als het temperatuurverschil tussen de sensors ∆T transfer On is bereikt, wordt het relais
ingeschakeld. Zodra het verschil op ∆T Transfer off daalt, wordt het relais weer uitgeschakeld.
HT Tmax
Doeltemperatuur van de doelbuffertank
Als deze temperatuur wordt gemeten op de sensor in de doelbuffertank, wordt de HT uitgeschakeld.
HT Tmin
Minimumtemperatuur in de bronbuffertank voor goedkeuring van de HT.
25