M3-modus: De regelaar gaat over op de ingestelde min. snelheid na de snelheid. Als de temperatuur op de referentiesensors
boven de hierna volgend in te stellen gevraagde temperatuur ligt, wordt het toerental verhoogd. Als de temperatuur op de refe-
rentiesensors onder de hierna volgend in te stellen gevraagde temperatuur ligt, wordt het toerental verlaagd.
M4-modus (systeem met 2 buffertanks):
Als de primaire buffertank wordt geladen, werkt de toerentalregeling zoals beschreven in M3. Als de secondaire buffertank wordt
geladen, werkt de toerentalregeling zoals beschreven in M1.
Purgeertijd
Gedurende deze tijd draait de pomp op volle toeren (100%) om veilig opstarten te garanderen. Pas na afloop van deze pur-
geertijd heeft de pomp een geregelde snelheid en kan hij, afhankelijk van de ingestelde variant, naar maximaal of minimaal toe-
rental worden geschakeld. Toerental.
Veegtijd
Met de regeltijd wordt de traagheid van de snelheidsregeling bepaald om sterke temperatuurafwijkingen zo veel mogelijk te voor-
komen. Hier wordt de tijd ingevoerd die nodig is voor een complete cyclus van minimumsnelheid naar maximumsnelheid.
Max. Snelheid
Hier wordt de maximumsnelheid van de pomp bepaald. Tijdens het instellen draait de pomp met de betreffende snelheid en kan
de stroming worden bepaald.
De gedefinieerde percentages zijn variabelen, die meer of minder kunnen afwijken afhankelijk van het systeem, de
pomp en het pompniveau. 100% is het maximaal mogelijke vermogen van de regelaar.
Min. Snelheid
Hier wordt de minimumsnelheid van de pomp bepaald. Tijdens het instellen draait de pomp met de betreffende snelheid en kan
de stroming worden bepaald.
De gedefinieerde percentages zijn variabelen, die meer of minder kunnen afwijken afhankelijk van het systeem, de
pomp en het pompniveau. 100% is het maximaal mogelijke vermogen van de regelaar.
Instelpunt
Deze waarde is het regelinstelpunt voor modus 3 zie " Variant " op pagina 21, uitsluitend bij versies 2.3 en 4. Als deze waarde
lager is bij de sensor, wordt de snelheid verminderd. Als hij wordt overschreden, wordt de snelheid verhoogd.
Relaisfuncties
Vrij, dat wil zeggen ongebruikte relais in de specifieke hydraulische variant, kunnen worden toegewezen aan diverse extra func-
ties. Elke extra functie kan slechts eenmaal worden toegewezen.
R1 naar R2: mechanisch relais 230V
R3: wisselcontact 230 V
V1 en V2: PWM- en 0-10V-uitgang
Let vooral op de technische informatie van het relais (zie "Specificaties").
De hier getoonde symbolen worden weergegeven op het hoofdoverzichtsscherm als de speciale functie is geactiveerd.
De sequentie in deze lijst komt niet overeen met de menunummering in de regelaar.
Solaromloopleiding
Gebruik een relais om een bypassklep of een bypasspomp te schakelen. Met deze functie kan de stroming langs de buffertank
worden geleid als de stroomtemperatuur op de bypasssensor lager is dan in de buffertank die moet worden gevuld.
Solaromloopleiding
Variant
In dit menu kunt u instellen of de stroom door de omleiding wordt geleid met een pomp of een klep.
Bypass-sensor
De referentiesensor voor de bypassfunctie die in de stroming moet worden geplaatst wordt in dit menu geselecteerd.
22