en EP-toevoegingen hebben een negatieve invloed
op de werking van de koppeling.
De tractie-aandrijving afstellen
voor de neutraalstand
Als de machine beweegt wanneer het tractiepedaal in
de neutraalstand staat, moet de afstelnok van de tractie
worden afgesteld.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
en zet de motor af.
2. Krik de machine omhoog zodat deze met één
voorwiel en één achterwiel vrijkomt van de grond,
en plaats steunblokken onder het frame.
Als de machine niet goed is ondersteund, kan
deze per ongeluk naar beneden vallen, waardoor
iemand die zich daaronder bevindt, letsel kan
oplopen.
Één voorwiel en één achterwiel moeten
vrijkomen van de grond, omdat anders de
machine tijdens de afstelling zal bewegen.
3. Draai de klemschroef aan de andere kant van de
afstelnok van de tractie los (Figuur 57).
1. Afstelnok van de tractie
2. Klemschroef
3. Arm voor terugkeer naar
neutraalstand
4. Start de motor en draai de zeskantige moer van de
afstelnok naar voren totdat het voorwiel begint te
draaien; draai vervolgens de moer naar achteren
totdat het voorwiel begint te draaien. Bepaal de
Figuur 57
4. Stelschroef
5. Schakelaar voor terugkeer
naar neutraalstand
middelste positie van het bereik van de neutraalstand
en draai de klemschroef vast. Laat hierbij de motor
lopen op een laag stationair en hoog toerental.
De motor moet lopen zodat een laatste afstelling
van de afstelnok van de tractie kan worden
uitgevoerd. Contact met hete of bewegende
onderdelen kan lichamelijk letsel veroorzaken.
Houd gezicht, handen, voeten en andere
lichaamsdelen uit de buurt van de
geluiddemper, andere hete delen van de
motor en draaiende onderdelen.
5. Draai de schroef vast om de afstelling te borgen.
6. Zet de motor af.
7. Draai aan de schroef op de arm voor de terugkeer
naar de neutraalstand (Figuur 57) totdat de
afstand tussen het uiteinde van de schroef en het
schakelaarcontact 2,286–3,048 mm bedraagt.
8. Haal de steunblokken weg en laat de machine neer
op de grond.
9. Maak een proefrit met de machine om er zeker van
te zijn dat deze niet beweegt als het tractiepedaal in
de neutraalstand staat.
Toespoor achterwielen
afstellen
Service Interval: Elke 200 bedrijfsuren – Controleer
het toespoor van het achterwiel.
Model 30344
De achterwielen mogen geen spoorafwijking (inspoor of
uitspoor) hebben als ze correct zijn afgesteld. Om het
toespoor van de achterwielen af te stellen, moet u de
afstand hart-op-hart ter hoogte van de wielnaven aan
de voorzijde en achterzijde van de achterwielen meten.
Ingeval van inspoor of uitspoor moeten de wielen
worden afgesteld.
1. Draai het stuurwiel zodanig dat de achterwielen recht
naar voren wijzen.
2. Draai de contramoeren aan beide spoorstangeinden
los. Stel beide spoorstangen af totdat de afstand
hart-op-hart aan de voorzijde en achterzijde van de
achterwielen gelijk is (Figuur 58).
3. Als de achterwielen correct zijn afgesteld, draait u de
contramoeren vast tegen de spoorstangen.
49