Onderhoud
brandstofsysteem
Opmerking: Zie De brandstoftank vullen voor
aanbevolen brandstof.
Onderhoud van de
waterafscheider
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren
Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de
waterafscheider (Figuur 50). Vervang de filterbus om
de 400 bedrijfsuren.
1. Plaats een schone opvangbak onder het
brandstoffilter.
2. Draai de aftapplug onder de filterbus los.
Figuur 50
1. Waterafscheider
3. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus
wordt gemonteerd.
4. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze
wordt gemonteerd.
5. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus.
6. Monteer de filterbus met de hand totdat de pakking
contact maakt en draai deze vervolgens nog een
halve slag verder.
7. Draai de aftapplug onder de filterbus vast.
Brandstoftank reinigen
Onderhoudsinterval: Om de 400
bedrijfsuren—Brandstoftank
aftappen en reinigen. (of jaarlijks,
waarbij de kortste periode moet
worden aangehouden)
De tank moet worden afgetapt en gereinigd als het
brandstofsysteem vervuild raakt of wanneer de machine
voor langere tijd gestald gaat worden. Gebruik schone
dieselbrandstof om de tank uit te spoelen.
Brandstofvoorfilter vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren (of
jaarlijks, waarbij de kortste periode
moet worden aangehouden)
2. Aftapplug
1. Klem beide brandstofleidingen af die zich tussen de
brandstoftank en de brandstofpomp bevinden en
die met het brandstoffilter in contact staan, zodat
er geen brandstof kan lekken terwijl de leidingen
worden verwijderd (Figuur 51).
1. Brandstofvoorfilter
2. Haal de slangklemmen op beide uiteinden van het
filter los en trek de brandstofslangen van het filter af.
In bepaalde omstandigheden zijn
dieselbrandstof en brandstofdampen
uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of
explosie van brandstof kan brandwonden of
materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette
of koude motor bijvullen. Eventueel
gemorste brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul
de brandstoftank tot aan de onderkant van
de vulbuis.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg dat de dop
op zijn plaats blijft.
3. Schuif de slangklemmen naar de uiteinden van de
brandstofleidingen.
4. Druk de brandstofleidingen op het brandstoffilter en
bevestig deze met de slangklemmen.
Belangrijk: Let erop dat de pijl op de zijkant
van het filter in de richting van de injectiepomp
wijst.
45
Figuur 51