Hydraulische hefhendel
De hydraulische hefhendel (Figuur 19) heeft drie standen
voor vier gebruiksmodi: OPHEFFEN, NEERLATEN,
FLOAT en HOLD. Om het maaidek neer te laten om
te gaan maaien, moet u de hendel naar voren duwen
en daarna onbelemmerd laten terugkeren. Hierdoor
zal het maaidek met een gecontroleerde snelheid
zakken en wordt het grondvolgsysteem van het maaidek
ingeschakeld. Om het maaidek op te heffen en in de
transportstand te houden, moet u de hefhendel naar
achteren trekken en in deze positie houden totdat
het maaidek volledig is opgeheven; vervolgens laat
u de hendel los zodat deze kan terugkeren naar zijn
oorspronkelijke positie. Het maaidek zal nu in de
transportstand blijven. Het maaidek moet worden
opgeheven wanneer de machine van het ene naar het
andere werkgebied wordt overgebracht. Het maaidek
moet worden neergelaten als de machine niet wordt
gebruikt.
Figuur 19
1. Hydraulische hefhendel
2. Aftakasschakelaar
3. Contactschakelaar
4. Gashendel
5. Urenteller
6. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur
Aftakasschakelaar
Trek de knop van de schakelaar uit om de elektrische
koppeling van de aftakas in te schakelen (Figuur 19).
Druk de knop in om de elektrische koppeling uit te
schakelen. De aftakasschakelaar behoort alleen maar
op Aan te staan als het werktuig is neergelaten in
de bedrijfsstand en in bedrijf wordt gesteld. Als de
bestuurder de stoel verlaat terwijl de aftakas nog is
ingeschakeld, wordt de motor van de machine afgezet.
7. Oliedruklampje
8. Indicatielampje
gloeibougie
9. Laadindicator
10. Vergrendeling hefhendel
11. Aansluitpunt
Om de aftakas weer in te schakelen, moet u de knop
indrukken en uittrekken.
Brandstofmeter
De brandstofmeter (Figuur 20) geeft aan hoeveel
brandstof er in de tank zit.
1. Brandstofmeter
Contactschakelaar
De contactschakelaar heeft drie standen: UIT,
AAN/VOORGLOEIEN en START (Figuur 19).
Gashendel
Met de gashendel (Figuur 19) kunt u de motor met
verschillende toerentallen laten werken. U verhoogt het
toerental van de motor door de gashendel naar Snel
te bewegen. U verlaagt het motortoerental door de
gashendel naar Langzaam te bewegen. Met de gashendel
regelt u de snelheid van de maaimessen en in combinatie
met het tractiepedaal de rijsnelheid van de machine. De
aanslag is de stand Hoog Stationair
Urenteller
De urenteller (Figuur 19) geeft aan hoeveel uren de
machine in totaal in bedrijf is geweest.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur
Het waarschuwingslampje voor de koelvloeistoftempe-
ratuur (Figuur 19) gaat branden en het werktuig stopt
26
Figuur 20