2
Installatie
2.3
Apparaat aansluiten
2.3.1
Op stroomnet aansluiten
De printer is voorzien van een universele netvoeding. Het apparaat kan zonder ingrepen worden gebruikt met een
netspanning van 230 V~/50 Hz of 115 V~/60 Hz.
1. Controleer of het apparaat uitgeschakeld is.
2. Steek het netsnoer in de netaansluitingsconnector (25 / Afbeelding 6).
3. Steek de stekker van het netsnoer in het geaarde stopcontact.
2.3.2
Op computer of computernetwerk aansluiten
!
Attentie!
Door onvoldoende of ontbrekende aarding kunnen tijdens het gebruik storingen optreden.
Let erop dat alle op de printer aangesloten computers en de verbindingskabels geaard zijn.
Verbind de printer via een geschikte kabel met de computer of het netwerk.
Zie voor details over de configuratie van de afzonderlijke interfaces Configuratie-instructies.
2.4
Apparaat inschakelen
Als alle aansluitingen tot stand zijn gebracht:
Schakel de printer in met de netschakelaar (24 / Afbeelding 6).
De printer voert een systeemtest uit en geeft vervolgens op het display (21 / Afbeelding 5) de systeemstatus
Gereed aan.
11