Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Bedienings modes

© Leica
Een onderscheidt wordt gemaakt tussen:
• Data bestand, meestal coördinaten van bekende
punten
• Meetbestand, meestal metingen, coördinaten of
herleide waarden m.b.t. "nieuwe punten".
Het verdient aanbeveling om het data- en meetbestand
in twee aparte bestanden op te slaan, het is echter wel
mogelijk om ze beiden in één bestand op te slaan.
Maximaal kunnen 24 bestanden worden aangemkaat.
Twaalf van deze hebben al een permanente naam
(FILE01.GSI tot FILE12.GSI) en worden hoofdzakelijk
gebruikt voor opslag van gemeten data (meetbestand).
De overige twaalf bestanden kunt u elke willekeurige
naam geven, maar moeten de extensie GSI hebben (b.v.
PROJ2563.GSI). Het is handig om de coördinaten van
de bekende punten hierin op te slaan (databestand).
In de directory \LOG, kunnen extra gegevens van de
meeste applicaties opgeslagen worden.
In plaats van opslaan op de MC kunnen de gegevens
ook worden overgedragen in het GSI-formaat via de
seriële interface, in een LOG-bestand.
Wanneer de opslag gebeurt via de seriële interface
zullen er geen gegevens van de applicaties in het LOG-
bestand komen. Coördinaten van bekende punten
kunnen alleen via de MC ingelezen worden
Normale bediening houdt in, dat de gebruiker de
informatie intypt en de theodoliet handmatig verdraait
en richt op het prisma. De resultaten van de meting
kunnen worden weergegeven en daarna opgeslagen.
Het instrument kan ook gedeeltelijk bediend worden
door het zenden van, door de gebruiker te definiëren,
commando's via de seriële interface (gereduceerde
RS232 interface). Als het instrument voorzien is van
automatische beeldherkenning, dan kan het volledig op
deze manier werken.
TPS-System 1000-2.4.0nl
IO
IL
IB
MV
ES
SC
BG
IO
AR
AB
EG
TA
OH
OB
DF
VA
TG
IX
39

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave