Blokconcept
IV
IV
EL
EL
IB
IB
MA
MA
ES
ES
SK
BK
BK
IB
GB
AZ
RC
RC
PJ
EG
PL
TA
OH
LB
OA
DF
DF
SH
TD
IX
206
De gegevens worden door het meetinstrument in de
vorm van gegevensblokken opgeslagen. Ieder ge-
gevensblok wordt als geheel behandeld en wordt door
een eindteken (CR of CR LF) afgesloten. Er bestaan
twee typen gegevensblokken:
1 Meetblokken
2 Codeblokken
Meetblokken bevatten een puntnummer en meet-
informatie. Ze worden in eerste instantie voor detail- en
grondslagmeting gebruikt.
Codeblokken bevatten in eerste instantie coderingen
voor de besturing van de gegevensverwerking en extra
informatie zoals objectcode, topografische informatie
enz. Er kunnen echter ook meetwaarden zoals
instrumenthoogte, richtpunthoogte, spanmaten enz.
worden opgeslagen.
Aan iedere gegevensregel wordt een bloknummer
toegewezen, dat met de gegevensregel wordt opgeslagen.
De bloknummers beginnen met 1 en worden bij elke
registratie automatisch met 1 verhoogd.
TPS-System 1000-2.4.0nl
© Leica