Inhoudsopgave
Advertenties
Functies van de vaste
toetsen
IV
Code informatie
EL
IB
MA
ES
SK
BK
BI
124
Codeblokken worden gebruikt om extra informatie
naast de meetdata in te voeren bijv.objectcodes, project-
gegevens etc. Deze informatie wordt in aparte blokken
opgeslagen en bestaat minstens uit een codenummer en
de resterende 7 blokken (Info 1 t/m Info 7). Elk te
wijzigen blok bestaat uit 8 (of 16) karakters.
Informatie woorden die "-----" bevatten, worden niet
opgeslagen.
In het algemeen wordt de codefunctie opgeroepen,
wanneer een meting of andere data set in het meet-
bestand kan worden opgeslagen. De codefunctie en de
meetdialoog zijn in de meeste applicatie-programma's
beschikbaar.
De codetoets zal de standaardcodering gebruiken
(Code, Info 1.....7) indien er geen door u gedefinieerde
code aanwezig is.
De gebruiker kan een Leica softwarepakket (code
developer) gebruiken om persoonlijke "Gebruikers
codes" te programmeren. Deze "Codefuncties" kunnen
codes in lijsten bevatten of bijv. complete verlopen met
invoeren, registraties en weergaven definiëren. Door de
selectie van een objectcode kan onmiddellijk de
bijbehorende waarde worden opgeslagen.
Om ervoor te zorgen dat het instrument de gebruikers
codes herkent en activeert, moet dit programma op de
geheugenkaart (in de directory "GSI") geplaatst
worden met als naam "CODE.HEX".
TPS-System 1000-2.4.0nl
© Leica
Advertenties
Inhoudsopgave
