68 Het toestel instellen
Een toestelwachtwoord instellen
1.
Tik op Start > Instellingen > tabblad Persoonlijk > Vergrendelen.
2.
Selecteer het keuzevak Bericht indien apparaat niet gebruikt
gedurende en selecteer in het rechtervak hoelang het toestel moet
wachten alvorens een wachtwoord te vragen.
3.
Selecteer in het vak Type wachtwoord het type wachtwoord dat u wilt
gebruiken. Als uw toestel geconfigureerd is om verbinding te maken
met een netwerk, gebruik dan een alfanumeriek wachtwoord voor
betere beveiliging van uw toestel.
4.
Voer het wachtwoord in bij zowel Wachtwoord en Bevestigen.
5.
Tik op OK. De volgende keer dat het apparaat wordt ingeschakeld,
wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren.
Opmerkingen
Codeer bestanden op de opslagkaart
U kunt het toestel bestanden laten coderen zodra deze op de opslagkaart
worden opgeslagen.
1.
Tik op Start > Instellingen > tabblad Systeem > Codering.
2.
Selecteer Bestanden op opslagkaarten coderen.
Opmerkingen
• Laat het wachtwoord nooit beginnen met de cijfers van het plaatselijke
alarmnummer, zodat u altijd alarmnummers kunt bellen.
• Als u een hint heeft ingevoerd, wordt deze weergegeven als vijfmaal
het verkeerde wachtwoord is ingevoerd.
• Telkens wanneer er een verkeerd wachtwoord wordt ingevoerd,
wordt de responstijd van toestel langer zodat het toestel uiteindelijk
niet lijkt te reageren.
• Als u het wachtwoord bent vergeten, kunt u een harde reset uitvoeren
of het toestelgeheugen wissen. Maak voordat u dit uitvoert een
reservekopie van alle gegevens en bestanden, zodat u deze op het
toestel kunt herstellen. Zie Hoofdstuk 12 voor meer informatie over
het uitvoeren van het harde reset op het toestel en over het wissen
van het geheugen.
• Gecodeerde bestanden kunnen alleen worden gelezen op het toestel
waarop ze gecodeerd zijn.
• Gecodeerde bestanden worden net als andere bestanden geopend,
tenminste als dit gebeurt op het toestel waarop ze zijn gecodeerd. U hoeft
geen andere handelingen te verrichten om deze bestanden te lezen.