Snelstart | Meting uitvoeren
9.3.1
Meting voorbereiden
Meetobject en meetmachine reinigen
Verontreinigingen, bijv. door spanen, stof en olieresten, leiden tot onjuiste
meetresultaten. Meetobject, meetobject-opname en sensor moeten vóór het
begin van de meting schoon zijn.
Meetobject, meetobjectopname en sensoren met geschikte reinigingsmiddelen
reinigen
Meetobject op temperatuur brengen
Meetobjecten moeten lang genoeg op de meetmachine blijven om de
meetobjecten zich te laten aanpassen aan de omgevingstemperatuur. Vanwege de
afmetingsverschillen van de meetobjecten bij temperatuurschommelingen moeten
de meetobjecten op temperatuur kunnen komen.
Op die manier krijgt u een zinvolle meting. Meestal bedraagt de
referentietemperatuur 20 °C.
Geef meetobjecten voldoende tijd om op temperatuur te komen
Omgevingsinvloeden verminderen
Omgevingsinvloeden zoals bijv. straling van licht, een trillende vloer of
luchtvochtigheid kunnen de meetmachine, de sensoren of de meetobjecten
beïnvloeden. Hierdoor kan het meetresultaat onbetrouwbaar worden. Bij bepaalde
invloeden, zoals straling van licht, wordt ook de meetonzekerheid negatief
beïnvloed.
Omgevingsinvloeden onderdrukken of voorkomen
Meetobject fixeren
Het meetobject moet afhankelijk van de grootte op de meettafel of in een
meetobjectopname worden gefixeerd.
Meetobject in het midden van het meetbereik positioneren
Kleine meetobjecten bijv. met geplastificeerd rubber fixeren
Grootte meetobjecten met opspansystemen fixeren
Let erop dat het meetobject niet te los en niet vast is gefixeerd
Zoeken naar referentiemerken uitvoeren
Met behulp van de referentiemerken kan het apparaat de asposities van het
meetsysteem toewijzen aan de machine.
Als het meetsysteem niet kan beschikken over referentiemerken door middel van
een gedefinieerd coördinatensysteem, moet u voorafgaand aan de meting het
zoeken naar referentiemerken uitvoeren.
HEIDENHAIN | QUADRA-CHEK 2000 | Bedieningshandleiding | 07/2019
9
187