4. AANPASSING VAN HET SYSTEEM
4.3
WIJZIGING VAN EEN GEBRUIKERSNAAM OF
TELEFOONNUMMER
Als het systeem opgezet wordt met prefixcodes, kunnen gebruikers hun telefoonnummers toevoegen, veranderen
of wissen of hun naam veranderen vanuit het LCD-menu op het toetsenbord. Dit kan na autorisatie worden uitgevoerd
door Instellingen / Gebruikers / Gebruiker / Telefoon te selecteren. Om wijzigingen uit te voeren moet de gebruiker
zich bevinden in de bewerkingsmodus. Dit wordt uitgevoerd door op Enter te drukken. Na de uitvoering van de
veranderingen moeten deze worden bevestigd door opnieuw te drukken op Enter. Voer „0" in in het telefoonnummerveld
om een telefoonnummer te wissen. Nadat de wijzigingen zijn voltooid, moet de verandering worden opgeslagen door
Opslaan te kiezen, als het systeem u uitnodigt met „Instellingen opslaan?"
De systeemadministrator en de servicetechnicus kunnen het telefoonnummer van een gebruiker toevoegen, wijzigen
of verwijderen of de naam van de gebruiker veranderen vanaf zowel het LCD-toetsenbord als J-Link.
4.4
TOEVOEGING / VERWIJDERING VAN EEN GEBRUIKER
Alleen de systeemadministrator of servicetechnicus kan nieuwe gebruikers toevoegen tot het systeem of dezen
wissen. Nieuwe gebruikers kunnen worden toegevoegd tot (of gewist uit) het systeem via het programma J-Link of door
een technicus in het programma F-Link.
Bij het aanmaken van een nieuwe gebruiker is het noodzakelijk om hem het volgende toe te wijzen:
toegangstoestemmingen (rechten), secties, die de gebruiker kan gebruiken, programmeerbare uitgangen die hij kan
besturen, en welk type autorisatie nodig zal zijn.
4.5
KALENDERGEBEURTENISSEN OPGEZET
Het is mogelijk om maximaal 20 kalendergebeurtenissen te configureren
(uitschakelen / instellen/gedeeltelijk instellen, besturen of blokkeren van PG-
uitgangen). Eén kalendergebeurtenis kan diverse acties tegelijkertijd combineren.
Bijvoorbeeld kunt u geselecteerde secties instellen, een PG-uitgang inschakelen en
een andere PG blokkeren – dit alles tegelijk.
Timers kunnen worden ingesteld via de J-Link in het tabblad Kalender.
5. GEBEURTENISGESCHIEDENIS
Het beveiligingssysteem slaat alle uitgevoerde operaties en gebeurtenissen op (inschakeling, uitschakeling, alarmen,
storingen, berichten verzonden aan gebruikers en ARCs) op de micro SD-kaart in het bedieningspaneel van het
systeem. Elk item bevat de datum, het tijdstip (begin en einde), en de bron (oorzaak/ oorsprong) van de gebeurtenis.
De verschillende manieren om in het gebeurtenisgeheugen van het systeem te browsen:
5.1
GEBRUIK VAN HET LCD-TOETSENBORD
De toegang tot de gebeurtenisgeschiedenis met behulp van het toetsenbord vereist autorisatie door de gebruiker.
Eenmaal geautoriseerd, worden de beschikbare opties (op basis van gebruikersvergunningen) weergegeven door
Gebeurtenisgeheugen te kiezen. Records kunnen worden bekeken met behulp van pijlen.
5.2
GEBRUIK VAN J-LINK EN EEN COMPUTER
In het systeemgeheugen kan worden gebladerd via het programma J-Link (Windows XP en hoger). Gebeurtenissen
kunnen worden gedownload vanaf het bedieningspaneel in kleine (ongeveer 1,200 gebeurtenissen) of grotere (ongeveer
4,000 gebeurtenissen) batches. De gebeurtenissen kunnen worden gefilterd in detail, kleurgecodeerd voor een betere
oriëntatie, of opgeslagen in een bestand op een computer.
23