UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Opmerking
● Als de draad niet juist door de
spanningsveer van het spoelhuis is geleid, is
de draadspanning mogelijk niet goed.
1
1 Spanningsveer
De bovendraad inrijgen
2
1 Klospen
2 Draadgeleider (achterkant)
3 Draadgeleider (voorkant)
4 Draadophaalhendel
5 Markering op handwiel
VOORZICHTIG
●
Volg de aanwijzingen zorgvuldig wanneer u de bovendraad inrijgt. Als de bovendraad niet
goed is ingeregen, raakt de draad mogelijk verward of breekt of verbuigt de naald.
●
Gebruik nooit een naald van 20 wt of minder.
●
Gebruik de juiste combinatie van naald en draad. Voor bijzonderheden over de juiste
combinatie van naalden en draden, zie "COMBINATIES VAN STOF, DRAAD EN NAALD" op
pagina 22.
17
2
3
4
Plaats het spoelhuisdeksel terug. Plaats
3
het uitsteeksel in de groef van de
loophuisborg en duw deze dicht.
1
2
1 Groef
2 Uitsteeksel
• Begin te naaien nadat u de onder- en
bovendraad hebt ingeregen. Wanneer u
plooien of pijlen naait, kunt u de onderdraad
met de hand omhoogtrekken, zodat er een
stuk draad overblijft. Zie de stappen in "De
onderdraad omhooghalen" (pagina 21).
1
5