• Specificeer de eindwaarde.
(5) Druk op = na eerst de eindwaarde gespecificeerd te hebben.
• Hierdoor verschijnt het invoerscherm voor de stapwaarde.
• Specificeer de stapwaarde.
• Zie "Regels voor de begin-, eind- en stapwaarden" voor details
aangaande het specificeren van de begin-, eind- en
stapwaarden.
(6) Druk op = na eerst de eindwaarde gespecificeerd te hebben.
• Door op A toets te drukken wordt teruggegaan naar het functie
editorscherm.
k Ondersteunde functietypen
• Met uitzondering van de X variabele worden alle andere variabelen
(A, B, C, D, Y) en het onafhankelijke geheugen (M) allemaal
behandeld als waarden (de huidige variabele die toegewezen is
aan de variabele of opgeslagen is in het onafhankelijke geheugen).
• Alleen variabele X kan gebruikt worden als de variabele van een
functie.
• De afgeleide (
Σ
en som
( functies kunnen niet gebruikt worden voor een
getallentabel generatiefunctie.
• Merk op dat de getallentabel generatiebewerking er voor zorgt dat
de inhoud van variabele X verandert.
k Regels voor de begin-, eind- en stapwaarden
• Het lineaire formaat wordt altijd gebruikt voor het invoeren van
waarden.
• U kunt voor de begin-, eind- en stapwaarden ofwel gewone
waarden of rekenuitdrukkingen (die een numeriek resultaat moeten
opleveren) specificeren.
• Door het specificeren van een eindwaarde die kleiner is dan de
beginwaarde wordt een foutmelding verkregen, zodat geen
getallentabel wordt gegenereerd.
d
dx
/
), integraal (
Geeft de oorspronkelijke
default stapwaarde aan als 1.
∫
), coördinatenconversie (Pol, Rec)
D-70