Inhoudsopgave
Advertenties
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
• Het MATH merkteken geeft een voorbeeld aan dat het wiskundig
formaat gebruikt, terwijl het LINE merkteken het lineaire formaat
aangeeft. Zie "Specificeren van het invoer/uitvoer formaat" op
pagina D-12 voor details.
• De markeringen op de toetsen geven aan wat een toets invoert of
welke functie hij uitvoert.
Voorbeeld: 1, 2, +, -, !, A, enz.
• Door op de 1 of S toets te drukken gevolgd door een tweede
toets wordt de alternatieve functie van de tweede toets verkregen.
De alternatieve functie wordt aangegeven door de tekst die boven
de toets gedrukt staat.
Toetsfunctie
• Het volgende laat zien wat de verschillende kleuren van de tekst
op de alternatieve functietoets betekenen.
Als de tekst van de
toetsmarkering deze
kleur is:
Geel
Rood
Paars (of binnen
paarse haakjes)
Groen (of binnen
groene haakjes)
• Hieronder volgt een voorbeeld hoe de bewerking van een
alternatieve functie wordt voorgesteld in deze gebruiksaanwijzing.
Voorbeeld: 1s(sin
Betekent dat het volgende:
Druk op 1 en daarna op de toets om
de van toepassing zijnde functie in te
schakelen.
Druk op S en daarna op de toets om
de van toepassing zijnde variabele, de
constante of het symbool in te voeren.
Schakel de CMPLX functie in om de
complexe functie te verkrijgen.
Schakel de BASE-N functie in om de
grondtal-n functie te verkrijgen.
–1
Dit geeft de functie aan die ingeschakeld wordt door
de toetsbewerking (1s) die eraan vooraf gaat.
Merk op dat dit geen onderdeel uitmaakt van de
toetsbewerking die u feitelijk uitvoert.
–1
{D}
sin
s
)1=
D-1
Alternatieve functie
Advertenties
Inhoudsopgave
