8. GEEN SLECHTE WERKING
VAN DE AIRCONDITIONER
De volgende symptomen wijzen niet op een
probleem met de airconditioner
I. HET SYSTEEM WERKT NIET
• Het systeem start niet onmiddellijk opnieuw
nadat u op de toets AAN/UIT drukt.
Het start niet onmiddellijk opnieuw omdat een
beveiliging overbelasting van het systeem
voorkomt.
Wanneer het BEDRIJFS-lampje brandt, is het
systeem in normale conditie. Na 3 minuten start
het systeem weer vanzelf.
• Het systeem start niet onmiddellijk opnieuw
wanneer de toets TEMPERATUUR-
INSTELLING weer in de eerste stand komt
nadat u op de toets drukt.
Het start niet onmiddellijk opnieuw omdat een
beveiliging overbelasting van het systeem voorkomt.
Wanneer het BEDRIJFS-lampje brandt, is het
systeem in normale conditie. Na 3 minuten start
het systeem weer vanzelf.
• Het systeem start niet wanneer "
op het scherm staat en het knippert enkele
seconden nadat u op een bedieningstoets
drukt.
Dit komt doordat het systeem centraal bestuurd
wordt. Wanneer het display knippert betekent dit
dat het systeem niet met de afstandsbediening
bestuurd kan worden.
• Het systeem start niet meteen nadat de
voeding is ingeschakeld.
Wacht 6 minuten totdat de microcomputer
bedrijfsklaar is.
• De buitenunit is gestopt.
De reden is dat de kamertemperatuur de
ingestelde temperatuur heeft bereikt. De
binnenunit schakelt over op ventilatorwerking.
Koelen (automatisch koelen): Verlaag de
ingestelde temperatuur.
Verwarmen (automatisch verwarmen): Verhoog
de ingestelde temperatuur.
De airconditioner begint na een tijdje te werken
wanneer het systeem in normale toestand is.
• Op de afstandsbediening staat "
wordt geen lucht meer uitgeblazen.
De reden is dat het systeem automatisch
omschakelt naar ONTDOOIEN om te voorkomen
dat de verwarmingscapaciteit afneemt door ijs op
de buitenunit.
Na 6 tot 8 minuten (maximum 10 minuten) wordt
het systeem weer in de oorspronkelijke stand
geschakeld.
Nederlands
II. DE UNIT STOPT SOMS.
• Op de afstandsbediening staat "U4" en "U5",
en de unit stopt soms. Na enkele minuten start
ze weer.
De reden is dat de communicatie tussen de units
wordt uitgeschakeld en gestopt door storingen
veroorzaakt door andere elektrische toestellen.
Wanneer de storingen opgelost zijn, start het
systeem automatisch weer op.
III.DE VENTILATORSNELHEID IS NIET DIE VAN
DE INSTELLING.
• De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer
u op de regeltoets voor de ventilatorsnelheid
drukt.
<Bij koelen>
Ontdooien gebeurt met lage ventilatorsnelheid
om te voorkomen dat er smeltwater vrijkomt.
Na een tijdje kunt u de ventilatorsnelheid
veranderen.
<Bij verwarmen>
Wanneer de kamertemperatuur in de
verwarmstand de ingestelde temperatuur bereikt,
wordt de voeding van de buitenunit gestopt en
werkt de binnenunit in de fluisterstand.
Het kan even duren alvorens de ventilator-
"
snelheid verandert.
Verhoog de ingestelde temperatuur.
Na een tijdje verandert de ventilatorsnelheid.
IV.DE LUCHTUITBLAASRICHTING IS NIET
ZOALS INGESTELD.
• De huidige luchtuitblaasrichting is niet zoals
aangegeven op de afstandsbediening.
• De automatische draai-instelling werkt niet.
Zie "LUCHTSTROOMRICHTING".
V. UIT HET TOESTEL KOMT WITTE ROOK
• Bij een hoge vochtigheidsgraad tijdens
koelen (Op vettige of stoffige plaatsen)
Indien de binnenkant van een binnenunit
bijzonder vervuild is, wordt de temperatuur-
verspreiding in een kamer ongelijk. Het is nodig
de binnenkant van de binnenunit te reinigen.
Raadpleeg uw Daikin-dealer voor meer informatie
over het schoonmaken van de unit. Dit is immers
het werk van een erkend servicetechnicus.
Controleer de omgeving waarin de unit wordt
gebruikt.
" en er
• Wanneer het systeem na ONTDOOIWERKING
in VERWARMWERKING wordt geschakeld.
Het vocht dat bij ONTDOOIEN werd geprodu-
ceerd, wordt in stoom omgezet en komt vrij.
Wanneer "
afstandsbediening staat, is de ontdooifunctie
actief.
" op het scherm van de
10