10.5
Foutgeheugen resetten
▶
Druk twee keer op
, vervolgens op Annuleren en OK,
om de foutlijst te wissen.
10.6
Functiemenu gebruiken
Met behulp van het functiemenu kunt u bij de foutdiagnose
individuele componenten van het product aansturen en tes-
ten. (→ Hoofdstuk 10.8)
10.7
Controleprogramma's gebruiken
De testprogramma's kunnen worden opgeroepen via Menu
→ Installateurniveau → Testmenu → Test programma.
U kunt de verschillende speciale functies van het product ac-
tiveren, door de verschillende testprogramma's te gebruiken.
Als het product zich in de fouttoestand bevindt, kunt u de
testprogramma's niet starten. U kunt een fouttoestand aan
het foutsymbool links onderaan op het display herkennen. U
moet eerst ontstoren.
Om de testprogramma's te beëindigen, kunt u altijd Annule-
ren kiezen.
10.8
Actorentest uitvoeren
Menu → Installateurniveau → Testmenu → sensor/werking
test
Met behulp van de sensor/actortest kunt u de functie van
componenten van de CV-installatie controleren. U kunt
meerdere actuatoren tegelijkertijd aansturen.
Wanneer u geen selectie maakt voor verandering, dan kunt
u de actuele aansturingwaarden van de actuatoren en de
sensorwaardes laten weergeven.
Een lijst van de voelerkenwaarden vindt u in de bijlage.
Karakteristieke waarden temperatuursensor, koudecircuit
(→ Bijlage O)
Karakteristieke waarden interne temperatuursensoren, hy-
draulisch circuit (→ Bijlage P)
Karakteristieke waarden buitentemperatuursensor VRC DCF
(→ Bijlage R)
10.9
Parameters naar fabrieksinstellingen
resetten
▶
Kies Menu → Installateurniveau → Resetten, om alle
parameters tegelijk te resetten en de fabrieksinstellingen
op het product te herstellen.
10.10 Reparatie voorbereiden
1.
Schakel het product uit.
2.
Koppel het product los van de stroomtoevoer.
3.
Beveilig het product tegen het herinschakelen.
4.
Demonteer de voormantel.
5.
Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoer en CV-
retour.
6.
Sluit de onderhoudskraan in de koudwaterleiding.
7.
Als u watervoerende componenten van het product wilt
vervangen, dan dient u het product leeg te maken.
8.
Zorg ervoor dat er geen water op stroomvoerende on-
derdelen (bijv. schakelkast) druppelt.
9.
Gebruik alleen nieuwe afdichtingen.
46
10.11 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
Het product beschikt over een veiligheidstemperatuurbe-
grenzer.
Als de veiligheidstemperatuurbegrenzer is uitgevallen, dan
moet de oorzaak worden verholpen en moet de veiligheids-
temperatuurbegrenzer worden vervangen.
▶
Neem de tabel foutcodes in de bijlage in acht.
Foutcodes (→ Bijlage J)
▶
Controleer de hulpverwarming op beschadiging door
oververhitting.
▶
Controleer de stroomvoorziening van de netaansluitings-
printplaat op perfecte werking.
▶
Controleer de bekabeling van de netaansluitingsprint-
plaat.
▶
Controleer de bekabeling van de elektrische hulpverwar-
ming.
▶
Controleer alle temperatuursensoren op perfecte wer-
king.
▶
Controleer alle andere sensoren op perfecte werking.
▶
Controleer de druk in het CV-circuit.
▶
Controleer de CV-pomp op perfecte werking.
▶
Controleer of zich lucht in het CV-circuit bevindt.
10.11.1 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
vervangen
A
B
1.
Verbreek de verbinding van het product met het elektri-
citeitsnet en beveilig het tegen het opnieuw inschake-
len.
2.
Verwijder de voormantel.
3.
Verwijder de afdekking van de netaansluitingsprint-
plaat. (→ Hoofdstuk 6.5)
4.
Demonteer de aansluitkabel op klemmenblok X302.
5.
Demonteer de capillaire buis van de temperatuursen-
sor op de elektrische hulpverwarming.
6.
Verwijder de beide schroeven en haal de veiligheids-
temperatuurbegrenzer met de houder uit het product.
7.
Bouw de nieuwe veiligheidstemperatuurbegrenzer in
omgekeerde volgorde opnieuw in.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020257285_04
C