•
Beelden die in stap 3 zijn opgeslagen als
worden bewerkt.
•
RAW-beelden kunnen niet worden bewerkt.
•
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie.
Bijsnijden
U kunt een gedeelte van een beeld opgeven om als een afzonderlijk
beeldbestand op te slaan.
Bijsnijgebied
Resolutie na bijsnijden
Voorbeeld van beeld
na bijsnijden
Selecteer [Trimmen].
Druk op de knop n en selecteer
[Trimmen] op het tabblad 1 (p. 47).
Selecteer een beeld.
Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
7 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Pas het bijsnijgebied aan.
Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
Het oorspronkelijke beeld wordt linksboven in
het scherm weergegeven en een voorbeeld
van het bijgesneden beeld wordt rechtsboven
weergegeven.
Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
Als u het kader wilt verplaatsen, drukt u op
de knoppen opqr.
Als u de richting van het kader wilt wijzigen,
drukt u op de knop m.
In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. Deze kaders kunt
u gebruiken voor het bijsnijden. U kunt
desgewenst schakelen tussen kaders door
aan de knop 7 te draaien.
Druk op de knop n.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
Volg stap 4–5 op p. 166.
Foto's bewerken
, kunnen niet
167