Opnamefuncties
Opnamefuncties
Opnamefuncties
AF-stand
Hier vindt u informatie over de scherpstelmethoden van de camera.
U kunt de geschikte scherpstelmodus selecteren voor het onderwerp:
Enkelvoudige AF, Continu Autofocus, Actief AF of Handmatig scherpstellen. De
AF-functie wordt geactiveerd wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt. In de
MF-modus (handmatige scherpstelling) moet u aan de scherpstelring op de
lens draaien om handmatig scherp te stellen.
In de meeste gevallen kunt u de camera scherpstellen door Enkelvoudige AF
te selecteren. Snel bewegende onderwerpen en onderwerpen met een klein
schaduw verschil met de achtergrond, zijn lastig scherp te krijgen. Kies voor
dergelijke situaties een geschikte scherpstelmethode.
Als uw lens beschikt over een AF/MF-schakelaar, moet u de schakelaar
instellen op de geselecteerde modus. Stel de schakelaar in op AF wanneer u
Enkelvoudige AF, Continu AF of Actief AF selecteert. Stel de schakelaar in op
MF wanneer u Handmatig scherpstellen selecteert.
Als de lens geen AF/MF-schakelaar heeft, drukt u op [F] om de gewenste
AF-stand te selecteren.
U stelt als volgt de
In de opnamemodus drukt u op [F]
autofocusmodus in:
•
U kunt de optie ook instellen door op [m]
drukken in de opnamemodus.
•
Afhankelijk van de lens die u gebruikt, kunnen de beschikbare opties verschillen.
een optie.
b
AF-stand
een optie te
87 87