LUCHTDRUKSCHAKELAAR 15)(A)p. 8
(A)
MAXIMUM GASDRUKSCHAKELAAR 4)(A)p. 8
D3856
(B)
MINIMUM GASDRUKSCHAKELAAR 7)(B)p. 18
D896
(C)
(D)
D521
PA
PGM
1 kPa = 10 mbar
OPGELET
15
5 - LUCHTDRUKSCHAKELAAR (A)
De regeling van de luchtdrukschakelaar uitvoe-
ren nadat alle andere branderafstellingen
gedaan zijn, met de luchtdrukschakelaar afge-
steld op het begin van de schaal (A).
Verhoog de regelingdruk wanneer de brander
aan het minimumvermogen werkt en draai daar-
voor het daarvoor bestemde knopje langzaam in
wijzerzin rond totdat de brander vergrendelt.
Draai daarna het knopje met 20% van de afge-
stelde waarde linksom. Start de brander
opnieuw en controleer of de start normaal ver-
loopt. Als de brander opnieuw vergrendelt, draai
dan het knopje nog een klein beetje linksom.
Let op: Volgens de norm moet de luchtdruk-
schakelaar beletten dat de luchtdruk tot onder
80% van de afstellingswaarde daalt, en dat het
CO-gehalte van de rookgassen 1% overschrijdt
(10.000 ppm).
Breng om dit te controleren plaatst u een rook-
gasanalysator in het rookkanaal, sluit traag de
aanzuigopening van de ventilator (b.v. met een
kartonnetje) en ga na of de brander vergrendelt
alvorens het CO-gehalte in de verbrandingsgas-
sen 1% overschrijdt.
De geïnstalleerde luchtdrukschakelaar is van
het "differentieeltype" als hij verbonden is met 2
leidingen. Als tijdens de voorventilatie de lucht-
drukschakelaar door een sterke tegendruk in de
verbrandingskamer niet omschakelt, dan kan de
omschakeling worden bewerkstelligd door een
tweede leiding te installeren tussen de lucht-
drukschakelaar en de aanzuigopening van de
ventilator. Op die manier zal de luchtdrukscha-
kelaar werken als een differentieelluchtdruk-
20181543
schakelaar.
Let op: Het gebruik van een differentieellucht-
drukschakelaar is enkel toegelaten bij industri-
ële toepassingen en als de nationale normen
toelaten dat de luchtdrukschakelaar enkel de
werking van de ventilator controleert, zonder
grenswaarden voor het CO-gehalte.
6 - MAXIMUM GASDRUKSCHAKELAAR (B)
Regel de maximum gasdrukschakelaar (B) na
alle andere afstellingen van de brander uitge-
voerd te hebben met de maximumgasdrukscha-
kelaar afgesteld op het einde van zijn schaal (B).
Om de maximum gasdrukschakelaar te ijken,
sluit u een manometer aan op het drukafname-
punt nadat u de kraan ervan heeft opengedraaid.
De maximum gasdrukschakelaar moet worden
afgesteld op een waarde die niet hoger is dan
30% van de waarde die op de manometer kan
worden afgelezen wanneer de brander met het
maximumvermogen werkt.
Nadat de afstelling is afgerond, verwijdert u de
manometer en u sluit de kraan.
7 - MINIMUM GASDRUKSCHAKELAAR (C)
Het doel van de minimum gasdrukschakelaar is
om te voorkomen dat de brander door een te
lage gasdruk ongeschikt gaat werken.
Stel de minimum gasdrukschakelaar (C) af na
het afstellen van de brander, de gaskleppen en
de hellingsstabilisator.
Met de brander die aan het maximumvermogen
werkt:
•
installeer een manometer stroomafwaarts
de hellingstabilisator (bijvoorbeeld op het
gasdrukaangrijpingspunt bij de verbran-
dingskop van de brander);
•
smoor langzaam de handmatige gaskraan
tot de manometer een afname van de afge-
lezen druk van ongeveer 0.1 kPa (1 mbar)
detecteert. Controleer in deze fase de CO-
waarde die altijd lager moet zijn dan
100 mg/kWh (93 ppm).
•
Verhoog de instelling van de drukschake-
laar tot deze ingrijpt, waardoor de brander
uitgaat;
•
verwijder de manometer en sluit de kraan
van het drukaangrijpingspunt dat voor de
meting wordt gebruikt;
•
draai de handmatige gaskraan volledig
open.
VLAMBEWAKING (D)
De brander heeft een ionisatiesysteem om de
aanwezigheid van de vlam te controleren. De
minimumstroom om de controledoos te doen wer-
ken is 6 µA. De brander levert echter een veel
hogere stroom op, zodat geen enkele controle
vereist is. Wil men de ionisatiestroom toch meten,
ontkoppel dan de stekker-stopcontact 7)(A)p. 6 op
de kabel van de ionisatiesonde, en plaats een
D1711
microampèremeter voor gelijkstroom met 100 µA
onderaan de schaal. Let op de polariteit.