8
Functie-element toevoegen
8.3.7
Functie Masteren configureren
Met de functie Masteren kunt u de positiewaarden in de digitale uitlezing instellen.
Hiertoe meet u bijv. een deel op een meetmachine en slaat u de waarden uit
het meetprotocol als referentiedeel op. Bovendien kunt u de waarden van een
onderdeel dat u als referentiedeel gebruikt, direct overnemen uit de digitale
uitlezing. De assen waarop Masteren van invloed is, worden bij de configuratie van
het functie-element vastgelegd.
Om de functie Masteren te configureren, moeten de volgende stappen worden
uitgevoerd:
Het functie-element Masteren aan de functiebalk toevoegen
Assen selecteren
Waarden invoeren of waarden overnemen die moeten worden ingesteld
Functie-element toevoegen
Waarden configureren
140
In het hoofdmenu op Meting tikken
Een leeg veld van de functiebalk naar links in het werkgebied
slepen
Een dialoog voor selectie van het functie-element verschijnt
Op het functie-element Relat. tikken
Op Sluiten tikken
Het functie-element Relat. is beschikbaar
In het hoofdmenu op Meting tikken
Een leeg veld van de functiebalk naar links in het werkgebied
slepen
De dialoog voor het selecteren van het functie-element wordt
geopend
Op het functie-element Masteren tikken
Op Sluiten tikken
Het functie-element Masteren is beschikbaar
Functie-element Masteren naar links in het werkgebied
slepen
De dialoog Masteren wordt geopend
In het invoerveld Naam een naam invoeren
Eventueel in het invoerveld Commentaar meer informatie
invoeren
Vinkje bij de gewenste assen plaatsen
Om de actuele waarden van de digitale uitlezing over te
nemen, op
Overnemen
of
Bij de geselecteerde assen waarden invoeren
Op Sluiten tikken
Instellen | Afzonderlijke stappen voor het instellen
tikken
HEIDENHAIN | GAGE-CHEK 2000 | Bedieningshandleiding | 06/2021