alle apparaten die erop zijn aangesloten volledig te laten
functioneren.
Als de gasdruk hoger is dan de voorgeschreven waarde of
moeilijk te regelen is (onstabiel), moet er een gasdrukregelaar
(artikelnr. 927225) op een gemakkelijk te bereiken plaats vóór
het apparaat worden gemonteerd.
De drukregelaar moet bij voorkeur horizontaal worden
gemonteerd, om een goede druk aan de uitgang te verzekeren.
1
zijde gasaansluiting van het net
2
drukregelaar
3
zijde gasaansluiting naar het apparaat
De pijl op de regelaar
richting het gas stroomt.
2
2
A A U U S S T T R R A A L L I I Ë Ë : de gasdrukregelaar die bij het apparaat wordt
geleverd, moet op de ingang van het apparaat worden
gemonteerd.
Stel als volgt de testdrukaansluiting in, waarbij één brander
op de maximale stand werkt:
• 1,0 KPa voor methaangas
• 2,65 KPa voor propaangas.
E E . . 7 7 . . 6 6
A A a a n n p p a a s s s s i i n n g g a a a a n n e e e e n n a a n n d d e e r r e e g g a a s s s s o o o o r r t t
In de tabel "B" "Sproeiers" (zie Bijlage) wordt het type sproeier
vermeld waarmee de door de fabrikant geïnstalleerde sproei-
ers moeten worden vervangen (het nummer is in het
sproeierlichaam gestanst).
Controleer aan het einde van de procedure de hele volgende
controlelijst:
• vervanging brandersproeier(s)
• correcte afstelling van de primaire luchttoevoer naar de
brander(s)
• vervanging waakvlamsproeier(s)
• vervanging schroef/schroeven van het minimum
• correcte afstelling waakvlambrander(s) indien nodig
• correcte afstelling voedingsdruk (zie tab. technische gege-
vens/sproeiers)
• breng het (bijgeleverde) zelfklevende plaatje met de gege-
vens van de nieuwe gebruikte gassoort aan
E E . . 8 8
V V o o o o r r s s c c h h r r i i f f t t e e n n g g a a s s a a p p p p a a r r a a t t e e n n
Kraan — Afb. 1
20
geeft aan in welke
3
3
1
1
C
E
A
Brander — Afb. 2
L
Waakvlam — Afb. 3
E E . . 8 8 . . 1 1
C C o o n n t t r r o o l l e e v v a a n n d d e e a a a a n n s s l l u u i i t t d d r r u u k k ( ( a a l l l l e e u u i i t t v v o o e e r r i i n n g g e e n n ) )
1. Controleer of het apparaat geschikt is voor het aanwezige
type gas aan de hand van de gegevens op het typeplaatje
(als deze niet overeenkomen, volg dan de instructies op in
paragraaf E.7.6 Aanpassing aan een andere gassoort van
dit hoofdstuk).
De aansluitdruk wordt gemeten terwijl het apparaat in
werking is, door gebruik te maken van een manometer
(min. 0,1 mbar).
2. Verwijder het bedieningspaneel;
3. Verwijder afdichtingsschroef "N" vanaf het drukpunt (zie
Kraan — Afb. 1);
4. Sluit de manometer "O" aan (zie Manometer — Afb. 4);
5. Vergelijk de waarde die wordt gemeten door de manome-
ter met de gegevens in tabel "B" (zie Bijlage);
Als de manometer een druk meet die buiten het waarden-
bereik van tabel "B" (zie Bijlage) ligt, mag het apparaat
niet worden ingeschakeld;
Neem contact op met het gasbedrijf.
E E . . 8 8 . . 2 2
C C o o n n t t r r o o l l e e v v a a n n d d e e p p r r i i m m a a i i r r e e l l u u c c h h t t
De primaire lucht is nauwkeurig afgesteld wanneer de vlam
niet loslaat wanneer de brander koud is, en er geen vlaminslag
is als de brander warm is.
1. Draai schroef "A" los (zie Brander — Afb. 2);
2. Plaats beluchter "E" op de afstand "H" die wordt aange-
geven in tabel "B" (zie Bijlage);
3. Draai de schroef "A" weer helemaal vast;
E E . . 8 8 . . 3 3
V V e e r r v v a a n n g g i i n n g g v v a a n n d d e e s s p p r r o o e e i i e e r r v v a a n n d d e e h h o o o o f f d d b b r r a a n n d d e e r r
1. Schroef de sproeier "C" los (zie Brander — Afb. 2);
2. Vervang hem door een sproeier die overeenkomt met de
gassoort volgens hetgeen vermeld is in tabel "B" (zie
Bijlage);
De diameter van de sproeier wordt in honderdsten van
millimeters vermeld op de sproeier zelf.
3. Schroef de sproeier "C" weer helemaal vast.
E E . . 8 8 . . 4 4
V V e e r r v v a a n n g g i i n n g g v v a a n n d d e e s s p p r r o o e e i i e e r r v v a a n n d d e e
w w a a a a k k v v l l a a m m b b r r a a n n d d e e r r
1. Draai de schroefverbinding "L" los (zie Waakvlam — Afb.
3);
2. Vervang de sproeier "I" door een andere die overeenkomt
met de gassoort (zie tabel "B", Bijlage);
Het nummer dat de sproeier identificeert wordt aangege-
ven op het lichaam ervan.
3. Draai de schroefverbinding "L" weer vast.
E E . . 8 8 . . 5 5
V V e e r r v v a a n n g g i i n n g g s s c c h h r r o o e e f f v v a a n n h h e e t t m m i i n n i i m m u u m m
1. Draai de schroef van het minimum "M" los van de kraan
(zie Kraan — Afb. 1);
2. Vervang hem door een andere die overeenkomt met de
gassoort, en draai hem helemaal naar beneden (tabel "B",
zie Bijlage).
E E . . 9 9
V V o o o o r r d d a a t t d d e e i i n n s s t t a a l l l l a a t t i i e e h h a a n n d d e e l l i i n n g g e e n n w w o o r r d d e e n n
v v o o l l t t o o o o i i d d
• Controleer alle gasverbindingen met zeepsop om u ervan te
verzekeren dat er geen gaslekkages zijn.
I
0
1 5
0
1 0
0
2 0
0
5 0
2 5
0
r
b a
O
Manometer — Afb. 4