Chapter
Hoofdstuk
7
Het gebruik van verschillende
functies
Het instellen van de verschillende praktische functies (Function
Setup)
Om uw instrument ten volle te benutten, stel sommige van de verschillende praktische functies in - zoals de
verfijnde stemming (fine tuning) van de toonhoogte, het aanpassen van de geluidssterkte van de metronoom, etc.
■ Function Setup elementen
Function Setup element
Klankkleur
Aanslag
Aanslaggevoeligheid
FIXED (vaste) aanslagdynamiek
Toetsenbord
Toetsenbord transponeren
Toetsenbord stemmen
Toonreeksen
Toonreeks
Bastoon
Geluidssterkte metronoom
Titels
Eenmaal herhalen
Balans van de titel
Titel transponeren
Audio stemmen
Akoestische verwerking
Damper Resonance diepte
String Resonance diepte
Sustain Sample diepte
Key-off Sample geluidssterkte
MIDI
MIDI-transmissiekanaal
Piano weergavekanaal
Lokale controle
Programma veranderen
Controle veranderen
Automatisch uitschakelen
38
Elementnummer
Pagina
F1
40
F2.1
40
F2.2
40
F3.1
40
F3.2
40
F4.1
41
F4.2
41
F5
41
F6.1
41
F6.2
42
F6.3
42
F6.4
42
F7.1
42
F7.2
42
F7.3
43
F7.4
43
F8.1
43
F8.2
43
F8.3
44
F8.4
44
F8.5
44
F9
44
Het instellen van de verschillende praktische functies (Function Setup)
■ Elementaire bediening
1
Druk herhaaldelijk op de FUNC knop om alle
functieaanduidingen uit te schakelen.
Het instrument schakelt naar de functie setup-modus en het functie setup-up
elementnummer verschijnt in de display.
2
Druk op de +/YES of –/NO knop om het gewenste
element te kiezen.
3
Houdt de FUNC knop een seconde lang ingedrukt,
om naar het display van de parameterconfiguratie
te schakelen.
De actuele parameter voor het gekozen element knippert in de
display.
4
Druk op de +/YES of –/NO knop om de parameter
te veranderen.
N.B.
U kunt de standaardparameter oproepen d.m.v. de +/YES en –/NO knoppen
gelijktijdig in te drukken.
5
Druk op de FUNC knop om naar het display voor
de elementkeuze terug te keren.
6
Druk opnieuw op de FUNC knop om de functie
setup-modus te verlaten.
Chapter
Hoofdstuk
7
Het gebruik van verschillende functies
Houden
Hold
39