[Diagnose]
Fout
Tekst van de foutmel‐
dingen
15
De voeding van de
mA-ingang is overbe‐
last.
16
De mA-ingang is over‐
belast.
17
Het niveau in tank 1 is
te laag.
18
Het niveau in tank 2 is
te laag.
19
Het niveau in tank 3 is
te laag.
21
De geleidbaarheid is te
laag.
22
De geleidbaarheid is te
hoog
34
De correctiegrootheid
is onjuist.
85
De externe elektrische
voeding is verstoord.
86
De communicatie is
verstoord.
87
De verbinding met de
communicatiemodule
is verstoord.
88
De verbinding met de
uitbreidingsmodule
heeft een storing.
99
Er is een systeemfout.
72
Oorzaak
De sensoringang van
kanaal 1 of 2 wordt
gebruikt bij een 2-aderige
aansluitmethode, bijv.
samen met de CLE3
chloorsensor.
Hierbij is geen rekening
gehouden met de polari‐
teit of er is een kortslui‐
ting tussen de twee
polen.
De sensoringang van
kanaal 1 of 2 wordt
gebruikt met een 2-ade‐
rige aansluitmethode,
maar het signaal is een
actief spanningvoerend
signaal.
Het chemische middel in
tank 1 is opgebruikt.
Het chemische middel in
tank 2 is opgebruikt.
Het chemische middel in
tank 3 is opgebruikt.
Deze vloeistof kan niet
worden gemeten met
deze sensor.
Deze vloeistof kan niet
worden gemeten met
deze sensor.
Een of meerdere correc‐
tiegrootheden zijn onjuist
ingevoerd en/of de regi‐
stratie van de correctie‐
grootheid is onjuist.
De externe elektrische
voeding is ondeugdelijk
aangelegd of defect.
De verbindingselementen
zijn onjuist gemonteerd of
defect.
De verbindingskabel is
losgeraakt van de aan‐
sluiting.
Verbindingsproblemen
tussen hoofd- en uitbrei‐
dingsmodule.
Er zijn systeemcompo‐
nenten uitgevallen.
Verhelpen
Controleer de polariteit op basis van het
aansluitschema.
Zorg dat beide draden elkaar niet raken
(striplengte verkorten, aderhuls met isolatie
gebruiken, krimpkous gebruiken).
Controleer het meetsignaal met een multi‐
meter. Is het een actief signaal/stuursignaal
(spanning is meetbaar), dan moet de aan‐
sluitmethode voor actieve signalen worden
gekozen, zie aansluitschema in de bedie‐
ningshandleiding. Deze aansluitmethode is
niet weergegeven op de meegeleverde
klemtoewijzingskaarten.
Vul het betreffende chemische middel bij.
Vul het betreffende chemische middel bij.
Vul het betreffende chemische middel bij.
Gebruik een andere - geschikte - sensor.
Gebruik een andere - geschikte - sensor.
Controleer de correctiegrootheid en alle
hieraan gerelateerde componenten.
Breng de externe elektrische voeding in
een functionele toestand.
Stuur de regelaar ter controle op naar de
fabriek.
De verbindingskabel controleren en beves‐
tigen.
Regelaar ter controle opsturen naar de
fabriek.
De regelaar ter controle opsturen naar de
fabrikant.