8. Papier en toner bijvullen
1. Druk rechtsboven in het scherm op [Gebruikersinstellingen] (
• De lijst die bij stap 5 wordt weergegeven, bevat aangepast papier met eigenschappen die voor
80% of meer overeenkomen.
• U kunt de instellingen van de geregistreerde aangepaste papiersoort controleren en wijzigen,
zoals de instelling voor het papierformaat in het scherm [Aangepast papier bewerken]. Voor meer
informatie over het veranderen van aangepast papier, zie Papierinstellingen.
Een nieuw aangepast papier registreren met de media-ID eenheid
1.
Geef het scherm [Instell. papierlade] weer.
• Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
1. Druk op de knop [Papierinstelling].
• Bij gebruik van het Smart Operation Panel
1. Druk op [Home] (
2. Druk op het pictogram [Gebruikerstools] ( ) op het [Home]-scherm.
3. Druk op [Instellingen papierlade].
2.
Druk op [Aangepast pap. bewerken].
3.
Druk op [Nieuw progr.].
4.
Druk op [Scan te programmeren waarde met media-ID eenheid].
5.
Plaats het papier in de media-ID eenheid en haal het er vervolgens weer uit.
Houd de hoeken van het papier met beide handen vast terwijl u het plaatst.
Houd het papier plat als u het eruit trekt.
220
DRC135
) onderaan in het midden van het scherm.
).