5. Scannen
Het bestandstype opgeven
In deze paragraaf wordt de procedure uitgelegd voor het opgeven van het bestandstype van een
bestand dat u wilt verzenden.
Bestandstypen kunnen worden opgegeven bij het verzenden van bestanden per e-mail of via scannen
naar map, bij het verzenden van opgeslagen bestanden per e-mail of via scannen naar map en bij het
opslaan van bestanden op een geheugenopslagapparaat.
U kunt een van de volgende bestandstypes selecteren:
• Enkele pagina: [TIFF/JPEG], [PDF]
Als u een bestandstype van een enkele pagina selecteert bij het scannen van meerdere originelen,
wordt voor elke pagina één apart bestand gemaakt en is het aantal verzonden bestanden even
groot als het aantal gescande pagina's.
• Meerdere pagina's: [TIFF], [PDF]
Als u een bestandstype van meerdere pagina's selecteert bij het verzenden van meerdere
originelen, worden de gescande pagina's gecombineerd en als één bestand verzonden.
Welke bestandstypen kunnen worden geselecteerd, hangt af van de scaninstellingen en andere
instellingen. Voor meer informatie over bestandstypen, zie Scannen.
Bij gebruik van het standaard bedieningspaneel
Voor meer informatie over het gebruik van deze functie, zie Pag. 159 "Procedure voor het
specificeren van het bestandstype (klassiek)".
Bij gebruik van het Smart Operation Panel
U kunt deze functie gebruiken via de toepassing Scanner en Scanner (klassiek).
Bij gebruik van de toepassing Scanner
Voor meer informatie over het gebruik van het toepassingsscherm, zie Pag. 69 "Het scherm
[Scanner] (bij gebruik van het Smart Operation Panel)".
Bij gebruik van de toepassing Scanner (klassiek)
Voor meer informatie over het gebruik van de klassieke scannerfunctie, zie Pag. 159 "Procedure
voor het specificeren van het bestandstype (klassiek)".
158