Als u uw computer op afstand door een netwerkbeheerder wilt laten bedienen, moet u de volgende
systeembeheerkenmerken in het ThinkPad Setup-programma instellen:
• Wake on LAN
• Network Boot sequence
Opmerking: Als er een supervisorwachtwoord is ingesteld, wordt u gevraagd dit wachtwoord in te voeren
wanneer u het programma ThinkPad Setup start.
De functie Wake on LAN in- of uitschakelen
Als de functie Wake on LAN is ingeschakeld en de computer is aangesloten op het LAN, kan de
netwerkbeheerder de computer op afstand opstarten met gebruik van software voor netwerkbeheer op
afstand.
U kunt Wake on LAN als volgt in- of uitschakelen:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer Config ➙ Network. Het submenu Network wordt weergegeven.
3. Selecteer een overeenkomstige optie voor de Wake on LAN-functie.
4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
Een Network Boot-volgorde opgeven
Wanneer de computer via LAN wordt geactiveerd, start de computer op vanaf het apparaat dat is
gespecificeerd in het menu Network Boot. Daarna wordt de lijst met de opstartvolgorde in het menu Boot
gevolgd.
U kunt als volgt een Network Boot-volgorde definiëren:
1. Start de computer opnieuw op. Wanneer het logoscherm wordt getoond, drukt u op F1 om het
programma ThinkPad Setup te starten.
2. Selecteer Startup ➙ Network Boot. De lijst met opstartapparaten wordt dan afgebeeld.
3. Selecteer een opstartapparaat om deze in te stellen als het apparaat waarmee het opstarten plaatsvindt
nadat de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
4. Druk op F10 om de instellingen op te slaan en af te sluiten.
U kunt op F9 drukken om de fabrieksinstellingen te herstellen.
.
Hoofdstuk 6
Geavanceerde configuratie
65