5. Gebruik.
33
Naar voren geleund
De afbeelding toont dat de gebruiker ver-
der naar voren geheld is als in de standaard
positie. Let hierbij op de hoek van de rompsteun
en dat de heuppositioneringshulp achter de
schouder van de gebruiker is aangebracht.
De heuppositioneringshulp is hier aan de
rompsteun bevestigd. De remmen van de
looprollen zijn aangetrokken.
1. Om de kantelhoek van de gebruiker naar
voren in te stellen:
• stelt u de hoek van de rompsteun in (zie punt 4.9).
2. Stel de heup- of bekkenpositioneringshulp in:
• Stel de schuifgreep in de hoogte in (zie punt 4.3).
• Stel de gordels van de heup- of bekkenpositioneringshulp zo af, dat
het bekken van de gebruiker iets naar voren kantelt en in relatie staat
tot de rompsteun (zie punt 4.10 en 4.13).
3. Stel de grijpringen en/of onderarmsteunen af
• Stel de hoogte, de breedte en de hoek van de grijpringen en onder-
armsteunen af (zie punt 4.4 4.6 en 4.7).
4. Stel de bekken-/dijpositioneringshulp af
• Stel de bekken-/dijpositioneringshulp en de gordels af, voor het in-
stellen van de staplengte van de gebruiker (zie punt 4.13 en 4.14).
• De dijpositioneringshulp is belangrijk om de afstand van de dijen in te
stellen. Deze voorkomt ook dat het verdraaien van de gebruiker in de
looptrainer.
5. Stel de enkelpositioneringshulpen af
• Stel de gordels en klemmen van de enkelpositioneringshulp af, voor
het instellen van de staplengte van de gebruiker (zie punt 4.15).
6. Stel de positie en de hoek van de tafel af (zie punt 4.16).
7. Geef de remmen op de looprollen vrij (zie punt 3.3).
Positioneer de gebruiker zodanig in de looptrainer, dat het zwaartepunt van de
gebruiker tussen de looprollen ligt.
Maak gebruik van het bijbehorende toebehoren, om te voorkomen dat de voe-
ten van de gebruiker blijven hangen.
Monteer de armsteunen onderarmsteunen en grijpringen niet aan het voorein-
de van het bovenframe of het basisframe!
Om beklemmingen en drukpunten te voorkomen, dient u de
rompsteun niet direct onder de schouders van de gebruiker te plaatsen!