apparaatinstellingen. Als u de toepassing Kaart start
terwijl uw GPS-verbinding gereed is, wordt GPS
gebruikt als positioneringsmethode in plaats van het
mobiele netwerk.
Kompas
Selecteer
Menu
> Kaarten.
Uw apparaat heeft een intern kompas. Wanneer het
kompas is ingeschakeld, is de cirkel rond het kompas
groen en wordt de kaartweergave automatisch
aangepast aan de richting waarin de bovenkant van
het apparaat wijst.
Het kompas is standaard ingeschakeld. Als u het
kompas wilt uitschakelen, selecteert u in de
hoofdweergave Kaarten
Kompas
uitschakelen. Wanneer het kompas niet is
ingeschakeld, is de cirkel rond het kompas wit en
wordt de kaartweergave niet automatisch gedraaid.
Het uitschakelen van het kompas is alleen van
toepassing op de huidige sessie. De volgende keer dat
u Kaarten opent, wordt het kompas automatisch weer
ingeschakeld.
Controleer het volgende voordat u het kompas
kalibreert:
De apparaatsensoren zijn ingeschakeld. Selecteer
●
Menu
Instellingen
>
96
Sensorinstell.
Opties
Instrumenten
>
Telefoon
>
>
Sensoren
> Aan.
>
De GPS-verbinding is actief.
●
De kaart is op uw GPS-positie ingezoomd. Als dit niet
●
het geval is, wordt het kompaspictogram niet
weergegeven.
Het kompas kalibreren:
Draai het apparaat in een doorgaande beweging om
alle assen, totdat de kleur van de kalibreringsindicator
groen
wordt. Als de indicator geel
dit dat het kompas niet nauwkeurig is. Als de indicator
rood
is, is het kompas niet gekalibreerd.
>
Over de kaart schuiven
Selecteer
Menu
> Kaarten.
Als u wilt inzoomen op uw GPS-positie of de laatste
bekende locatie, selecteert u
Wanneer de GPS-verbinding actief is, wordt uw huidige
locatie met
aangegeven op de kaart.
is, betekent
Opties
Mijn
positie.
>