afbeelding is opgeslagen en de laatste afbeelding
wordt weergegeven.
Als u bij het opnemen van een afbeelding wilt in- of
uitzoomen, gebruikt u de schuifregelaar.
Druk op de menutoets als u de camera op de
achtergrond geopend wilt houden en andere
toepassingen wilt gebruiken. Houd de opnametoets
ingedrukt als u wilt terugkeren naar de camera.
Schermbedieningselementen en
indicatoren voor foto-opnames
In de fotozoeker wordt het volgende weergegeven:
1
— Symbool voor opnamemodus
2
— Schuifregelaar voor zoomen. Als u de
schuifregelaar wilt in- of uitschakelen, tikt u op het
scherm.
3
— Opnamepictogram. Als u foto wilt maken, druk u
hierop.
4
— Flitsermodus. Als u de instellingen wilt wijzigen,
drukt u hierop.
5
— Opname-instellingen. Als u de instellingen wilt
wijzigen, drukt u hierop.
6
— Symbool voor batterijniveau
7
— Symbool voor afbeeldingsresolutie.
8
— Afbeeldingteller (het geschatte aantal foto's dat u
kunt maken met de ingestelde afbeeldingskwaliteit en
het geschikte geheugen)
9
— Geheugen in gebruik. Afhankelijk van de
instellingen van uw apparaat, zijn de volgende opties
mogelijk: apparaatgeheugen ( ).
10
— Indicator voor GPS-signaal
Locatiegegevens
U kunt automatisch locatiegegevens voor de opname
aan de bestandsgegevens van het opgenomen
materiaal toevoegen. U kunt dan bijvoorbeeld in de
toepassing Foto's bekijken op welke locatie een
afbeelding is opgenomen.
Selecteer
Menu
Toepassingen
>
Als u locatiegegevens wilt toevoegen aan alle
opgenomen materiaal, selecteert u
Instellingen
GPS-info weergeven
>
locatiegegevens zijn alleen beschikbaar voor
afbeeldingen die met de hoofdcamera zijn
opgenomen.
> Camera.
Opties
>
> Aan. De
107