Informatie voor operator | Relatieve meting
8
Relatieve meting
8.1
Functie Relat. configureren
Met de functie Relat. kunt u onafhankelijk van het geselecteerde referentiepunt
meten. Als de functie Relat. actief is, kunt u bijv. assen op nul instellen en metingen
uitvoeren zonder dat dit effect heeft op het geselecteerde referentiepunt. Wanneer
u de functie Relat. deactiveert, zijn alle positiewaarden en meetstappen weer
gerelateerd aan het geselecteerde referentiepunt.
U activeert en deactiveert de functie, door in de functiebalk op het functie-element
Relat. te tikken.
Functie-element toevoegen
HEIDENHAIN | GAGE-CHEK 2000 | Bedieningshandleiding | 06/2022
In het hoofdmenu op Meting tikken
Een leeg veld van de functiebalk naar links in het werkgebied
slepen
Een dialoog voor selectie van het functie-element verschijnt
Op het functie-element Relat. tikken
Op Sluiten tikken
Het functie-element Relat. is beschikbaar
III
221