5.6 Snijlijngeleiding (afb. 10-12, pos. 18)
Met de snijlijngeleiding (18) kunt u nauwkeu-
rige sneden langs snijlijnen afgetekend op het
werkstuk uitvoeren. Monteer de snijlijngeleiding
door hem boven op de zaagschoen (7) te zetten,
zoals te zien in afb. 7. Gebruik de markering (b) bij
de 0° hoekinstelling (afb. 11) en de markering (c)
bij de 45° hoekinstelling (afb. 12).
Voor de hoekinstelling zie punt 5.4.
Aanwijzing! Proefsneden met een stuk afvalhout
uitvoeren.
5.7 Splinterbescherming
(afbeelding 6, pos. 17)
De splinterbescherming zorgt ervoor dat het te
bewerken materiaal tijdens het zagen niet afsplin-
tert of uitbreekt. Zet hem van beneden in de zaag-
schoen, zoals te zien in afbeelding 6.
Aanwijzing! De splinterbescherming kan alleen
worden gebruikt bij sneden van 0° en moet bij
versteksneden tot 45° worden verwijderd!
5.8 Hoes verwijderen
(afbeelding 13+14, pos. 20)
De verstelbare zaagschoen (7) is om gevoelige
oppervlakken te beschermen uitgerust met een
afneembare hoes (20).
Om de hoes (20) te verwijderen drukt u de beide
hoeken naar buiten en trekt u hem naar beneden
weg.
Schuif de hoes (20) nu naar voor. De montage
van de hoes gebeurt in omgekeerde volgorde.
6. Bediening
6.1 AAN/UIT-schakelaar (fi g. 8, pos. 3)
Inschakelen:
AAN/UIT-schakelaar (3) indrukken
Uitschakelen:
AAN/UIT-schakelaar (3) loslaten
6.2 Vastzetknop (fi g. 8, pos. 2)
Met de vastzetknop (2) kan de AAN-/UIT-scha-
kelaar (3) tijdens het gebruik van de zaag worden
vergrendeld. Voor het uitschakelen de AAN-/UIT-
schakelaar (3) kort indrukken.
6.3 Elektronische voorinstelling van het to-
erental (fi g. 9, pos. 1)
Met de toerentalregelaar kan het gewenste to-
erental vooraf worden ingesteld. Draai de toeren-
Anl_TC_JS_90_SPK13.indb 78
Anl_TC_JS_90_SPK13.indb 78
NL
talregelaar in richting PLUS om het toerental te
verhogen, en in richting MIN om het te verlagen.
Het gepaste aantal slagen is afhankelijk van het
soort materiaal en van de werkomstandigheden.
De algemene regels voor de snijsnelheid bij
verspanende bewerkingen zijn ook hier van toe-
passing.
Met fi jne zaagbladen kunt u over het algemeen
met een hoger aantal slagen werken; bij grovere
zaagbladen is een vermindering van de snelheid
vereist.
Stand 1-2 = laag aantal slagen (voor staal)
Stand 3-4 = middelgroot aantal slagen (voor
staal, zacht metaal, kunststof)
Stand 5-6 = hoog aantal slagen (voor zacht hout,
hard hout, zacht metaal, kunststof)
6.4 Afstelling van de pendelbeweging
(fi g. 15, pos. 8)
•
Aan de omschakelaar voor de pendelbewe-
ging (8) kan de sterkte van de pendelbewe-
ging van het zaagblad (12) tijdens de slag
worden afgesteld.
•
U kan de snijsnelheid, de snijcapaciteit en het
snijpatroon aanpassen aan het te bewerken
stuk.
Breng de omschakelaar voor pendelbeweging (8)
in één van de volgende standen.
Stand A = geen wipeff ect
Materiaal: rubber, keramiek, aluminium, staal
Opmerking: voor fi jne en schone snijkanten,
dunne materialen (b.v. bladmetaal) en harde ma-
terialen.
Stand B = klein wipeff ect
Materiaal: kunststof, hout, aluminium
Opmerking: voor harde materialen
Stand C = middelmatig wipeff ect
Materiaal: hout
Stand D = groot wipeff ect
Materiaal: hout
Opmerking: voor zachte materialen en zagen
met de draad mee
De beste combinatie van toerental en pendelbe-
weging is afhankelijk van het te bewerken ma-
teriaal. Het is aan te bevelen de ideale afstelling
steeds aan de hand van een proefsnede op een
- 78 -
11.12.2024 13:14:55
11.12.2024 13:14:55