Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

2.5

Bekabelingsrichtlijnen

De frequentieomvormer werd ontwikkeld voor gebruik in industriële omgevingen. In deze omgevingen kunnen
sterke elektromagnetische storingen op de frequentieomvormer inwerken. Over het algemeen garandeert een
vakkundige installatie een storingsvrij en gevaarloos bedrijf. Wanneer grenswaarden vereist zijn die de EMC-
richtlijnen te boven gaan, zijn de hieronder genoemde richtlijnen een goede ondersteuning.
(1)
Zorg ervoor dat alle frequentieomvormers goed geaard zijn via korte aardkabels met een grote
diameter, die aangesloten zijn op een gemeenschappelijk aardpunt of een aardrail. Bijzonder belangrijk
is,
dat
elke
automatiseringsbesturing), via een korte kabel met een grote diameter op hetzelfde aardpunt
aangesloten is als de frequentieomvormer zelf. Platte leidingen (bijv. metalen beugels) verdienen de
voorkeur, omdat zijn bij hoge frequenties en lage impedantie te zien geven.
(2)
De PE-draad van de via de frequentieomvormer aangestuurde motor moet zo direct mogelijk op de met
de behuizing verbonden aardaansluiting samen met de PE van de nettoevoerkabel van de bijbehorende
frequentieomvormer worden aangesloten. Het aanwezig zijn van een centrale aardrail in de schakelkast
en het samenvoegen van alle aarddraden via deze rail garandeert in de regel een probleemloos bedrijf.
(3)
Voor zover mogelijk dienen voor de besturingscircuits afgeschermde kabels te worden gebruikt.
De kabeleinden zorgvuldig afsluiten en erop letten, dat de aders niet over lange afstanden
onafgeschermd zijn.
(4)
De afscherming van analoge kabels, conform de instelwaarde, dient slechts aan één zijde van de
frequentieomvormer geaard te worden.
(5)
De besturingsleidingen dienen zover mogelijk van de vermogenskabels vandaan aangelegd te worden,
waarbij gebruikt wordt gemaakt van aparte kabelkanalen enz. Bij kruisende kabels dient zoveel mogelijk
een hoek van 90 graden aangehouden te worden.
(6)
Zorg ervoor dat de relais in de kasten ontstoord zijn door een RC-schakeling in geval van
wisselspanningrelais of door "vrijloop"-dioden bij gelijkstroomrelais, waarbij de ontstorings-
componenten
overspanningsbeveiliging zijn eveneens effectief. Ontstoring is met name dan belangrijk, wanneer de
veiligheidsrelais door de relais in de frequentieomvormer worden aangestuurd.
(7)
Gebruik voor de verbindingen tussen de motor en de frequentieomvormer afgeschermde of
ommantelde kabels. De afscherming/ommanteling dient aan beide uiteinden geaard te zijn (niet als de
omvormer in de motor is geïntegreerd. Indien mogelijk direct op de frequentieomvormer-PE.
(8)
Er is altijd een RFI-ontstoringsfilter in de standaard frequentieomvormer gebouwd. Als de
frequentieomvormer direct op de motor wordt gemonteerd, kan de ontstoringsgraad klasse B1 worden
gegarandeerd. Wanneer de frequentieomvormer vlakbij de motor wordt gemonteerd (bijv.
wandmontage) wordt tot een kabellengte van 15 m. (afgeschermde kabel) de ontstoringsgraad klasse
A1 aangehouden.
(9)
De laagste, nog mogelijke schakelfrequentie kiezen. Hierdoor wordt de intensiteit van de door de
frequentieomvormer veroorzaakte elektromagnetische storingen gereduceerd.
Bij de installatie van de frequentieomvormer mogen in geen geval
AANWIJZING
BU 0300 NL
op
de
frequentieomvormer
op
de
relaisspoelen
de veiligheidsvoorschriften worden overtreden!
De stuurkabels, netkabels en motorkabels moeten apart worden aangelegd. In geen geval
mogen zij samen in één buis/kabelkanaal worden gelegd.
De testuitrusting voor hoogspanningsisolaties mag niet worden gebruikt voor kabels die op de
frequentieomvormer aangesloten zijn.
Technische wijzigingen voorbehouden
aangesloten
moeten
worden
aangebracht.
2 Montage en installatie
besturingsapparaat
(bijv.
Varistoren
een
voor
de
21

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave