3
3.5
Aansluitschema
Legenda
Niet vermelde nummers zijn niet
van toepassing.
1.
drukreduceerventiel (verplicht
indien de waterleidingdruk
groter is dan 8 bar)
2.
inlaatcombinatie (verplicht)
3.
T&P-Ventiel (optioneel)
4.
afsluiter (aanbevolen)
5.
terugslagklep (verplicht)
6.
circulatiepomp (optioneel)
7.
shuntpomp (optioneel)
9.
aftapkraan
10. gaskraan (verplicht)
11. service afsluiter (aanbevolen)
12. temperatuurmeter
(aanbevolen)
14. tappunten
A.
koudwatertoevoer
B.
warmwaterafvoer
C.
circulatieleiding
D.
gastoevoer
3.6
Wateraansluitingen
3.6.1
22
Installatie
De figuur geeft het aansluitschema weer. Dit schema wordt gebruikt in de
paragrafen waarin het eigenlijke aansluiten wordt beschreven.
Aansluitschema
4
6
5
4
C
9
D
10
Waarschuwing
De installatie dient te geschieden door een erkend installateur en
overeenkomstig de algemeen en plaatselijke geldende
voorschriften (1.3 "Voorschriften").
Koudwaterzijdig
Zie (A) in het aansluitschema (3.5 "Aansluitschema").
1. De maximale werkdruk van het toestel bedraagt 8 bar. Indien de
waterleidingdruk meer dan 8 bar is, plaats dan een goedgekeurd
reduceerventiel (1).
2. Plaats koudwaterzijdig een goedgekeurde inlaatcombinatie (2)
overeenkomstig de geldende voorschriften (1.3 "Voorschriften").
3. Sluit de overstortzijde van de inlaatcombinatie (2) aan op een open
waterafvoerleiding.
Let op
Een inlaatcombinatie is verplicht. Monteer deze zo dicht mogelijk bij het
toestel.
Waarschuwing
Tussen inlaatcombinatie en het toestel mag nooit een afsluiter of
terugslagklep geplaatst worden.
14
14
14
3
4
7
5
4
2
Instructiehandleiding ADM
is
12
B
11
A
1
IMD-0136 R2